was bereikt, waartegenover gedaagde stelt, dat zij wilsovereen
stemming wel verwachtte, doch dat deze niet was bereikt, omdat
de condities, met name de hold over en sliding scale cijfers, nog
niet waren afgerond en over de premièredatum nader in januari
moest worden gesproken;
dat echter vaststaat, dat gedaagde omstreeks 17 december aan
eiseres reclamemateriaal en een trailer betreffende de film ,,Three
days of the condor" heeft geleverd en tevens, dat in december het
rclamemateriaal met vermelding ,,wordt verwacht" in de hal van
het Tuschinski Theater onder de aandacht van het publiek is ge
bracht en de trailer (14 jaar gekeurd) zodra mogelijk in het voor
programma is opgenomen, dat wil zeggen bij de film „Heartbreak
Pass", die is ingezet na „Sherlock Jones" (alle leeftijden);
dat deze levering en vertoning van de trailer en deze levering en
publicatie van reclamemateriaal naar het oordeel van de commissie
alleen verklaarbaar is, de bedrijfsusances mede in aanmerking ge
nomen, als wilsovereenstemming bestond tussen partijen over de
levering van de film ,,Three days of the condor" door gedaagde
aan eiseres en de daarvoor door gedaagde gegeven verklaring
voor de commissie niet acceptabel is;
dat het niet ongebruikelijk moet worden geacht, dat na het bereiken
van een dergelijke wilsovereenstemming over de hoofdzaken nog
enkele details moeten worden afgerond, waaronder de hold over en
sliding scalecijfers zijn te rekenen, en dat ook in de eigen verklarin
gen van gedaagde tot uiting kwam dat zij deze een dergelijk detail
achtte, waar zij erkende, dat partijen het over deze cijfers altijd eens
zouden zijn geworden, gesteld dat zij over de datum tot een ak
koord waren gekomen;
dat voor wat betreft het verloop van de besprekingen terzake van
de premièredatum de commissie zich niet aan de indruk kan ontrek
ken, dat de ongewisse prolongatieperiode terzake van de film
„Sherlock Jones", de verwachtingen die partijen daarover ieder
voor zich hadden en de door partijen ieder voor zich onuitge
sproken geschikt of ongeschikt geoordeelde premièredata, het
overleg daarover hebben bemoeilijkt, en moeizaam hebben gemaakt,
hetgeen tot wrevel heeft geleid, en partijen over en weer zich on
voldoende hebben gerealiseerd, dat een datum die men zelf zeer
geschikt oordeelde voor de ander op goede gronden onacceptabel
zou kunnen zijn;
dat de commissie bij haar onderzoek in ieder geval heeft kunnen
vaststellen, enerzijds dat eiseres ,,Three days of the condor" een
belangrijke film acht, die op een goede premièredatum moet wor
den uitgebracht en dat de Paasdatum in Tuschinski nog open is, en
anderzijds dat gedaagde zich niet in de onmogelijkheid heeft ge
bracht onder bepaalde omstandigheden alsnog aan eiseres te le
veren;
dat op grond van de vorenstaande overwegingen de vordering van
eiseres jegens gedaagde tot levering van de film „Three days of
the condor" gegrond moet worden geacht en gedaagde moet wor
den veroordeeld tot levering van deze film aan eiseres;
dat gedaagde tevens moet worden veroordeeld in de arbitragekos-
ten, welke zijn begroot op f 50,(vijftig gulden).
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID:
VEROORDEELT gedaagde tot levering van de film „Three days of
the condor" aan eiseres in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag;
VEROORDEELT gedaagde in de arbitragekosten bedragende f 50,
(vijftig gulden).
Aldus gewezen te Amsterdam
op 11 februari 1976
De Commissie van Geschillen
(Derde Kamer van de Nederlandse
Bioscoopbond)
w.g. J. van Willigen, Voorzitter
w.g. J. Miedema, lid
w.g. P. Silvius, lid
w.g. Mej. Mr. C. A. Krietemeyer,
Secretaris
Geschil no. 3747
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandse
Bioscoopbond heeft het volgend
ARBITRAAL VONNIS
gewezen inzake:
a. Meerburg Theaterbeheer B.V., gevestigd te Amsterdam en kan
toor houdende aldaar aan de Marnixstraat 404,
en
b. City Exploitatie Mij B.V., domicilie gekozen hebbende ten kan
tore van eiseres sub a, Marnixstraat 404 te Amsterdam,
eiseressen
contra
Hafbo B.V., gevestig te Hilversum en kantoor houdende aldaar aan
de Zonnelaan 12,
gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandse
Bioscoopbond, volgens de Statuten en het Arbitragereglement van
die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de be
slechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseressen bij request dd. 4 maart 1976 een geschil contra ge
daagde hebben aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift
aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te
zijn ingelast;
dat gedaagde bij verweerschrift van 10 maart 1976 heeft geant
woord op het request van eiseressen, van welk verweerschrift een
afschrift aan dit vonnis is gehecht welk beschouwd wordt als hier
te zijn ingelast;
dat de Voorzitter dit geschil spoedeisend oordeelde;
dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zitting, ge
houden op vrijdag 12 maart 1976 op het Bondsbureau te Amster
dam;
dat aldaar verschenen zijn de heren Mr. P. A. Meerburg, voorzitter,
en O. B. W. Douwes Dekker, lid van de Raad van Bestuur van
eiseres sub a, benevens A. P. B. M. Vehmeyer, directiesecretaris
van eiseres sub a, J. Pellikaan, lid van de directie van eiseres
sub b, enerzijds, en H. N. de Haan, directeur van gedaagde, ander
zijds;
dat de heer Meerburg namens eiseressen hoofdzaak heeft verklaard,
dat zij met gedaagde drie volledig geldige verhuurcontracten, ge
dateerd 28 januari 1976, hebben voor de vertoning van de film
„Three days of the condor" in de drie grote steden, waarin de con
dities en zelfs een vaste datum van 11 maart is opgenomen; dat
gedaagde tot haar verbazing de gevraagde levering van reclame
materiaal en trailer heeft geweigerd; dat zij volgens de artikelen
1 en 2 der Algemene Voorwaarden en Artikel 2 van de Auteurswet
over de auteursrechten voor de drie steden beschikken; dat zij
daarom niet begrijpen waarom de film niet aan haar geleverd wordt;
dat zij het contract gehonoreerd wensen te krijgen;
dat de heer De Haan namens gedaagde zich gerefereerd heeft aan
haar verweerschrift, verklarende dat hij zich wilde bepalen tot com
mentaar daarop van de tegenpartij;
dat de Voorzitter vervolgens partijen vragen heeft gesteld;
dat toen de heer Douwes Dekker desgevraagd naar zijn besprekin
gen met de heer De Haan verklaard heeft, dat hij op dinsdag 27
januari 1976 in een gesprek op verzoek van gedaagde te harer
kantore de film „Three days of the condor" kreeg aangeboden van
gedaagde; dat de onderhandelingen feitelijk in dit ene gesprek zijn
afgerond; dat hij de condities van gedaagde heeft geaccepteerd,
onder het voorbehoud van akkoord van de overige directieleden;
dat hij dezelfde middag of de volgende ochtend dit akkoord aan ge
daagde heeft medegedeeld; dat de volgende dag de contracten zijn
ontvangen, die direct getekend zijn teruggezonden; dat hij wist dat
de film in het Tuschinski Theater was aangekondigd en gevraagd
heeft om zich ervan te vergewissen dat eiseressen geen on
behoorlijke zaken zouden doen en dat ze geen gevolgen zouden
hebben als waarvoor men nu staat of gedaagde vrij was en of
zij zeker was, dat er geen moment van overeenstemming was ge
weest en dat er geen claim van Tuschinski was te verwachten; dat
28