Afscheid van G. C. C. de Haan dat gedaagde door dit na te laten thans in de positie verkeert, dat zij tweemaal een overeenkomst tot levering van de film „Three days of the condor" in eerste vertoning te Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is aangegaan en daarmede het risico heeft genomen van een vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie van die partij te welker opzichte zij niet aan haar verplichting tot levering voldoet; dat op grond van vorenstaande overwegingen gedaagde moet wor den veroordeeld bij niet nakoming van haar contractuele verplichtin gen jegens eiseressen tot betaling van schadevergoedig aan eise ressen; dat voor de vaststelling van een redelijk te achten schadevergoe ding de Commissie in aanmerking heeft genomen de ver boven ge middelde opbrengst verwachtingen bij vertoning van de film „Three days of the condor", de recettemogelijkheden van de betreffende theaters bij de vertoning van een dergelijke film in verhouding tot een gemiddelde weekrecete, onder aftrek van de in beide gevallen te betalen filmhuur en op grond daarvan een bedrag van f als schadevergoeding billijk acht; dat gedaagde voorts moet worden veroordeeld tot betaling van de arbitragekosten, welke door de Commissie zijn begroot op f 50, (vijftig gulden). RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde bij niet nakoming van haar contractuele verplichtingen dd. 28 januari 1976 jegens eiseressen betreffende „Three days of the condor" tot betaling van een schadevergoeding, groot f VEROORDEELT gedaagde in de arbitragekosten bedragende 50, (vijftig gulden). Aldus gewezen te Amsterdam op 18 maart 1976 De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond: w.g. J. van Willigen, Voorzitter w.g. J. Miedema, lid w.g. P. Siivius, lid w.g. Mej. Mr. C. A. Krietemeyer, Secretaris Op donderdag 15 april werd tijdens een bijeenkomst van de medewerkers van het Bondsbureau afscheid genomen van de heer G. C. C. de Haan, na een dienstverband van ruim vijfendertig jaar. De heer De Haan, die vergezeld was van zijn echtgenote, werd toegesproken door de Bondsdirecteur, de heer J. Th. Van Taalingen, die de verdiensten van de heer De Haan voor het Bureau schetste. De heer A. M. A. de Haan, jongere broer van de scheiden de functionaris en thans hoofd van de financiële admini stratie sprak zijn erkentelijkheid uit voor de kundige en humane wijze waarop zijn broer leiding had gegeven aan zijn afdeling. Hij verwijlde tevens bij het feit, dat zijn broer enige jaren geleden door een ernstige ziekte werd getroffen, waardoor deze zeer lange tijd was uitgescha keld. Het mocht toen een wonder heten, dat hij daarna weer zodanig herstelde, dat hij de nog vóór zijn pensione ring resterende tijd met uiteraard lichtere werkzaam heden dan voorheen, kon uitdienen. Vanzelfsprekend bleef het tijdens dit afscheid niet bij woorden alleen. Het hoofdbestuur schonk de heer en me vrouw De Haan een tuinameublement, de Bondsdirecteur vervulde een wens op het gebied van de geluidstechniek en het personeel bood de scheidende collega onder an dere een horloge aan. De heer G. C. C. de Haan sprak tenslotte een kort maar bewogen dankwoord uit aan allen, waarmede hij in de loop der jaren had samengewerkt. Hij dankte de Bonds directeur alsmede zijn broer voor hun lovende toespraken en getuigde van zijn grote waardering voor de aangeboden geschenken. De afscheidsreceptie werd besloten met een diner waar aan mede werd deelgenomen door de naaste collega's van de heer De Haan. 30

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1976 | | pagina 30