ART 18 DER STATUTEN CRM REIKT BUITENLANDSE PRIJZEN UIT Ter zake van het feit: dat zij door alle bezoekers van de door haar geëxploiteerde bioscopen een hogere toegangsprijs in rekening te brengen dan op het toegangsbewijs vermelde prijs strijdig heeft gehandeld met de algemene belangen en waardig heid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf en door het niet af rekenen van filmhuur, Bondscontri butie en Bumabijdragen over het ver schil f 0,20 per toegangsbewijs be dragende in strijd heeft gehandeld met de Bondsvoorwaarden, het Con tributiereglement en het Bumaregle- ment, heeft het Hoofdbestuur besloten Fion Exploitatie Mij B.V. te Naarden met exploitaties te Culemborg, Leer dam en Veendam, krachtens artikel 18 der Statuten de straf van boete ten bedrage van f 1.000,- op te leggen, onverminderd haar verplichting om alsnog de filmhuur, de Bondscontribu tie en de Bumabijdragen af te rekenen over het verschil tussen de door haar in rekening gebrachte en de op het entreebewijs vermelde toegangsprijs. Deze beslissing is genomen op grond van de overwegingen: dat het Hoofdbestuur had geconsta teerd, dat zij in de door haar geëx ploiteerde bioscopen aan alle bezoe kers behalve de volgens het toegangs bewijs verschuldigde bedrag een ver goeding van f 0,20 in rekening heeft gebracht, welk bedrag, voorzover zij door haar als vergoeding voor plaats reservering is bedoeld, niet als zodanig kan worden aangemerkt; dat deze vergoeding immers ongeacht het tijdstip waarop de bezoekers zich aan de kassa vervoegen in rekening is gebracht, zodat hiermede de grond slag van het in rekening brengen van een afzonderlijke vergoeding voor plaatsreservering is komen te verval len, aangezien het begrip reservering een zekere tijdsruimte impliceert tus sen het moment van de dienstverrich ting en het aanvangstijdstip van de voorstelling; dat het in rekening brengen van plaatsbesprekingsgelden kort voor de aanvang van de voorstellingen tegen over het publiek als onjuist moet wor den bestempeld; dat de door haar toegepaste methode, die volkomen afwijkt van de bedrijfs- usance, als strijdig met de algemene belangen en waardigheid van het Ne derlandse film- en bioscoopbedrijf in de zin van artikel 18 der Statuten dient te worden aangemerkt; dat het bedrag in kwestie van f 0,20 nu dit iedere bezoeker in rekening wordt gebracht als een onderdeel van de entreeprijs is aan te merken, waar over dus op normale wijze filmhuur, Bondscontributie en Bumabijdragen zijn verschuldigd conform door de Recettecontroledienst gevolgde ge dragslijn, mede blijkende uit de disciplinaire rechtspraak; dat zij nochtans over de afzonderlijke vergoeding van f 0,20 niet als vorenbe doeld heeft afgerekend; dat het Hoofdbestuur, teneinde mis verstanden over de heffing van plaats besprekingsgelden te voorkomen, de leden-bioscoopexploitanten bij circu laire dd. 13 april 1976 ten overvloede nog eens geattendeerd heeft op de ter zake bestaande bedrijfsusance; dat het Hoofdbestuur niettemin heeft geconstateerd, dat zij de in genoemde circulaire vervatte richtlijnen niet heeft opgevolgd, weshalve het Hoofd bestuur besloten heeft over te gaan tot behandeling krachtens artikel 18 der Statuten; dat zij dienovereenkomstig is opge roepen voor verhoor op 13 januari 1977, bij welk verhoor zij werd ver tegenwoordigd door haar directeur, de heer F.P.MJ. van den Maagdenberg; dat hij heeft aangevoerd, dat het pu bliek in de kleine provinciesteden er min of meer op zou rekenen over een vaste plaats in de lokale bioscoop te kunnen beschikken, op grond waarvan er in zekere zin sprake zou zijn van een continue plaatsbespreking vooraf, het geen dan het in rekening brengen van reserveringsgelden zou billijken; dat haar directeur voornoemd ter ad structie nog heeft aangevoerd, dat voormelde reserveringsgewoonte mede zou samenhangen met de persoonlijke relatie, welke in de kleine provincie plaatsen tussen het publiek en de ex ploitant zou bestaan; dat het naar het oordeelvan het Hoofd bestuur weliswaar kan voorkomen, dat ten aanzien van enkele bezoekers een speciale reserveringsregeling wordt aan gehouden, doch dat het ongeloofwaar dig is dat het gehele plaatselijke bios cooppubliek van een dergelijke rege ling gebruik zou maken en dat daarom het in rekening brengen van plaats- besprekingsgeld aan elke willekeurige bezoeker als volkomen onredelijk dient te worden beschouwd; dat bovendien in strijd met de richt lijnen van voormelde circulaire dd. 13 april 1976 te Veendam zelfs een aanduiding ontbreekt omtrent de hoogte van de afzonderlijke vergoeding en de bestemming daarvan, zodat al daar het element van ongeloofwaardig heid en onredelijkheid in versterkte mate aanwezig is; dat het Hoofdbestuur met inachtne ming van het feit, dat zij het door haar gehanteerde systeem ook na ontvangst van de circulaire van 13 april 1976 en na openbaarmaking van een beslissing ex artikel 18 der Statuten voor een analoge overtreding van een ander lid heeft gecontinueerd, haar handelwijze van een zo ernstige aard heeft bevon den, dat het heeft besloten haar de straf van boete ten bedrage van f 1.000,- op te leggen. Jaarlijks, gewoonlijk in december, pleegt de Afdeling Film van CRM in het Filmmuseum te Amsterdam, filmprijzen uit te reiken, die in de loop van dat jaar tijdens buitenlandse evenementen, waaraan via CRM is deelgenomen, zijn verworven. V.X.n.r. de heren G.J. v.d. Molen, Bert Haanstra en Fons Rademakers Voor hoofdfilms viel ditmaal op 15 december 1976 de eer te beurt aan Fons Rademakers (Max Havelaar, Teheran). Ook voor korte films was een aantal prijzen beschikbaar, die aan de betrokkenen werden overgedragen. Op de foto het moment waarop, onder de nodige hilariteit resp. ver bouwereerdheid, aan Bert Haanstra, die zitting had in de internationa le jury van het festival van Teheran, werd gevraagd even de in het Perzisch gestelde oorkonde voor Fons Rademakers en het publiek te vertalen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1977 | | pagina 12