EXPANSIE
KRITIEK
wing, die op grote schaal gaande is, een
gunstige uitwerking zal hebben op de
bedrij]sconstellatie als geheel.
Ik heb veel respect voor de bedrijfs-
genoten die deze aktiviteiten ontplooi
en en de risico's van de vereiste hoge
investeringen aanvaarden. Enerzijds
blijkt hieruit hun liefde voor het mé
tier, hun vertrouwen in de toekomst
van deze bedrijfstak. Anderzijds zijn
vele initiatieven, met name de inbouw
van bioscopen, onvermijdelijk uit een
oogpunt van exploitatiebeleid. De re
sultaten tonen aan, dat het exploiteren
van een op zichzelf staande bioscoop
steeds moeilijker wordt.. De huisves
tingskosten van een zodanige bioscoop
zijn vaak relatief te hoog en hetzelfde
geldt voor de lasten in het algemeen.
De inbouwaktiviteiten zijn derhalve
niet een uiting van luxe, doch harde
noodzakelijkheid, wil het bioscoopbe
drijf zich in de sector van het vermaak
op enigszins redelijk niveau handhaven.
Hoewel de ontwikkeling van bioscoop
complexen derhalve in economisch
opzicht positief dient te worden be
oordeeld, moeten wij toch ook weer
niet blind zijn voor de problemen die
daaruit kunnen voortvloeien. Zo zien
wij het verschijnsel, dat, wanneer een
bioscoopexploitant met inbouw van
bioscopen begint, zijn collega's ter
plaatse wel moeten volgen, opdat hun
marktpositie niet te zeer verzwakt en
zij bij het gevecht om de commercieel
waardevolle films niet het loodje leg
gen. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat
men elkaar zó opjaagt, dat het doel
wordt voorbijgeschoten. Dit effect kan
zich in versterkte mate voordoen bij de
vestiging van geheel nieuwe complexen,
die door het element van het nieuwe
een speciale attractie voor het publiek
vormen en aldus een extra factor in de
concurrentiestrijd vormen. Iedere actie
leidt tot reactie en men dient zich ter
dege te realiseren, dat elk nieuw pro
ject de concurrentie noopt tot een
tegenzet. Een gezonde en normale ex
pansie is uiteraard toe te juichen, maar
ik moet ernstig waarschuwen voor een
excessieve expansie waarmede uitein
delijk niemand gebaat is.
Ik geloof daarom, dat het uitgangspunt
van onze reglementering op dit terrein,
te weten het tegengaan van excessieve
ontwikkelingen, een goed uitgangspunt
is. Niettemin doet men er verstandig
aan een voorzichtig expansiebeleid te
voeren, ongeacht de grens van de re
glementaire mogelijkheden. Ons volk
heeft nu eenmaal geen uitgaanstraditie,
zodat de ongetwijfeld toegenomen
filmbelangstelling bepaald niet op
evenredige wijze in de bezoekersaan
tallen behoeft te worden teruggevon
den. Dit is niet alleen ons probleem,
doch van het gehele vermaak.
Ik moet bovendien vaststellen, dat de
buitenlandse ontwikkeling op het ge
bied van het bioscoopbezoek geen re
den biedt tot een al te groot optimis
me. De frequentie van het gemiddelde
bioscoopbezoek per hoofd van de be
volking loopt in tal van landen zodanig
terug, dat de sterke voorsprong welke
menig land in dit opzicht op Neder
land had, geleidelijk aan het verdwij
nen is. De relatief grote omvang van
het vernieuwingsproces en het sterk
toegenomen bezoek aan de nationale
film hebben hier stellig een gunstige
invloed doen gelden. Wij leven echter
niet op een eiland en juist in het licht
van de buitenlandse situatie verdient
het derhalve aanbeveling het tempo
van de uitbreiding aan te passen aan
de reële mogelijkheden.
Er is nog een reden om de expansie
binnen de perken te houden. Ik heb
daarbij in het bijzonder op het oog
de omvang van de bioscoopcom
plexen. Men kan het aantal bioscoop
zalen per complex binnen het kader
van de beschikbare ruimte zo groot
mogelijk maken en daardoor de kos
ten per zaai zo laag mogelijk houden.
Men dient dit procédé evenwel niet te
ver door te voeren.
Wij hebben de laatste tijd nogal wat
kritische geluiden opgevangen omtrent
de technische presentatie en de service
van onze bioscopen. Wij hebben kun
nen kennisnemen van artikelen in de
pers die er niet om liegen. Nu is het
wel zo, dat in enkele artikelen naar on
ze mening minder fraaie journalistieke
methoden worden gebruikt, onder
meer door alle bioscopen over één kam
te scheren; door het plaatsen van een
foto van een oude zaal, hoewel men
toch op de hoogte is van het vernieu
wingsproces dat hier alom gaande is;
door bij gebrek aan journalistiek ni
veau het bekende denigrerende toon
tje ten opzichte van het bioscoopbe
drijf te bezigen, waarbij het gebruik
van een woord als 'bioscoopboer' het
toppunt van vermaak schijnt te zijn.
Ik moet dan altijd denken aan een
kind dat in aanwezigheid van ouderen
dolgraag een vies woord wil zeggen.
Maar dat alles doet niets af aan de om
standigheid, dat de rationalisering die
in onze bedrijfstak gaande is, hoe
noodzakelijk ook, ongewenste neven
effecten heeft. De automatisering van
de cabine is een goede zaak, doch met
Een overzicht van de vergadering van de Bondsraad