PROGRAMMERING
KUNSTZINNIGE FILMS
een druk op de knop is men er niet.
Ook een automaat vereist een behoor
lijke begeleiding en een permanent toe
zicht, niet zozeer per cabine als wel
vanuit een centraal punt in het com
plex. Er kunnen zich altijd onvolko
menheden in projectie en geluid voor
doen, die men onmiddellijk moet kun
nen corrigeren. Bij gebreke daarvan du
peert men het publiek, hetgeen bij her
haling het bioscoopbezoek nadelig kan
beihvloeden. Dat is dan een kwestie
van indirecte schade, maar daarnaast
kan ook directe schade optreden aan
het kostbare filmmateriaal. Dit moet
trouwens in het algemeen in goede
conditie zijn, want het publiek is ten
slotte gewend aan een goede beeldkwa
liteit via het televisietoestel.
Het is bepaald niet zo, dat de bedrijfs-
genoten en onze organisatie aan deze
problemen geen aandacht besteden. In
circulaires en in het Bondsorgaan 'Film
is de onderhavige problematiek uitvoe
rig aan de orde geweest. Er is een com
missie benoemd die in het bijzonder de
kwestie van de film behandeling bestu
deert en waarin bioscoopexploitanten
en filmverhuurders zitting hebben. Wij
moeten in dit verband goed zien, dat
deze aangelegenheid niet alleen een
probleem is van de bioscoopexploitant
maar evenzeer van de filmverhuurder
die op zijn beurt door een goede per
manente controle, van het bij hem aan
wezige materiaal aan de verbetering
van de situatie kan bijdragen. Het is
voorts van belang ons personeel van
goede aanwijzingen te voorzien.
Er is hier niet slechts een technisch
vraagstuk aan de orde, maar vooral
ook het vraagstuk van de service aan
ons publiek. Het personeelsbestand
dient zodanig te zijn, dat het publiek
het gevoel behoudt uit te zijn, het ge
voel behoudt, dat in de ware zin van
het woord diensten worden verleend.
Een goede sfeer wordt niet alleen be
reikt door een fraai interieur en goede
projectie; daarvoor is ook een prettige
ontvangst door het personeel van be
lang.
Het wordt ons natuurlijk door de agres
siviteit en de vernielzucht van enkele
bezoekers niet altijd gemakkelijk ge
maakt, doch dat doet niets af aan het
feit, dat wij in onze zaken moeten blij
ven streven naar een zo goed mogelijke
service in alle opzichten.
Wat de filmpresentatie betreft wil ik
nog opmerken, dat het ook gewenst is
de grootte van de bioscoop op de aard
van de film af te stemmen.
De variëteit die de huidige bioscoop
complexen bieden, maakt het mogelijk
als het ware per film de geschiktste bio
scoop aan te wijzen. Met name verdient
het geen aanbeveling een film die het
van collectief beleven in een grote zaal
moet hebben, in première te presente
ren in een kleine zaal.
De ere-leden, de heren Blad, Bosman en Miedema
Ik kan u in dit opzicht nog zeggen, dat
de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders
het Hoofdbestuur heeft aanbevolen
een voorstel bij de Bondsraad in te
dienen om het zogenaamde doorkop-
pelen van eenzelfde filmkopie ter ver
toning in een aantal zalen van eenzelf
de complex, welk systeem technisch
realiseerbaar is, te beperken tot twee
per complex. Hiermede wordt niet al
leen beoogd te voorkomen, dat een te
ver doorgevoerde doorkoppeling zal
leiden tot eenpresentatie in een aantal
kleine theaters van films die in premiè
re eigenlijk in een groot theater zou
den moeten worden gepresenteerd,
doch wordt tevens beoogd de techni
sche bezwaren verbonden aan een der
gelijke doorkoppeling te beperken. Het
Hoofdbestuur heeft conform het ver
zoek besloten te zijner tijd een desbe
treffend voorstel bij uw Raad in te die
nen.
De kritiek die het bioscoopbedrijf
soms ook treft, is de aard van de pro
grammering. De critici stellen eenvou
dig, dat de nieuwe inbouwtheaters
niet of slechts in geringe mate bijdra
gen tot een grotere variatie van de
programmering. Deze theaters zouden
meer de taak overnemen van de vroe
gere navertoningstheaters. Dit laatste
is ten dele juist. Door het wegvallen
van de navertoningstheaters,- daar
onder mede begrepen de buurtzaken,
is er een leemte ontstaan die moet
worden opgevuld. Daarin voorzien de
inbouwtheaters. Zij hebben bovendien
wel degelijk een functie ter zake van
de verscheidenheid der programma's,
doordat een wat moeilijker te exploi
teren genre kwaliteitsfilms in deze
kleinere bioscopen langer vertonings
kansen krijgen en daardoor een groter
publiek kunnen bereiken dan in de
vroegere situatie veelal het geval was.
Ook dit is belangrijk. Een wat verder
doorgevoerde filmvariatie zou uiter
aard vanuit een cinefiel standpunt
wenselijk zijn te achten, doch hoe
spijtig het ook is, het aantal cinefielen
blijkt in de praktijk onvoldoende te
zijn om op een enigszins aanvaardbaar
niveau een dergelijke specialisering
verder te ontwikkelen dan thans het
geval is.
Dat is ook het probleem met betrek
king tot de films waarvoor subsidies
worden toegekend uit ons Fonds voor
de Kunstzinnige Films. De aldus gesub
sidieerde films, waarvan de titels in ons
Bondsorgaan plegen te worden gepu
bliceerd, blijken in het algemeen van
uit exploitatiemogelijkheden in onze
bioscopen te riskant te zijn. Krachtens
de terugbetalingsregeling op basis van
de behaalde filmhuurontvangsten en
met inachtneming van een zekere
franchise afhankelijk van de licentie
condities is gemiddeld per film tot nu
toe 1/3 van de subsidie terugbetaald.
Op langere termijn zal dit deel nog wel
wat stijgen. Het spreekt vanzelf, dat de
vertoningsmogelijkheden zullen toene
men, indien de daarvoor in aanmerking
komende gemeenten bereid zullen zijn
een kleine vertoningsgarantie te ver
lenen. De gemeenten die wij tot nu toe
ter zake hebben benaderd, staan door
gaans niet onwelwillend tegenover het
plan, doch een eindbeslissing is in de
bewuste gevallen nog niet genomen.
Het is mijn stellige indruk, dat politie-