in dit
Tussenvonnis in Amsterdams
proefproces over Deep throaf
Tweewekelijkse
uitgave van de
Nederlandse Bioscoopbond,
nummer 22
13 oktober 1977
Redactie en administratie:
Postbus 5048, Amsterdam.
Tel: 020-799261
Hoofdredacteur
J.Th. van Taalingen
Eindredacteur:
Bart Eldering
Advertenties:
drukkerij Poortpers b.v.
Torensteeg 3Amsterdam
Tel.: 020-231485
Tussenvonnis in Amsterdams
proefproces over 'Deep Throat
pagina 1
Rijksbegroting 1977 'Film'
pagina 5
50jaarBIO
pagina 6
Interview met Per Ahün
pagina 7
Produktie
pagina 8
In het proefproces dat op initiatief van de Nederlandse Bioscoop
bond in Amsterdam plaatsvindt teneinde een uitspraak te verkrijgen
van de rechter omtrent de vraag, of en in hoeverre de Strafwet, in het
bijzonder artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht, onder de gege
ven omstandigheden op films van toepassing is te achten, heeft de
Amsterdamse rechtbank een tussenvonnis gewezen.
Op 15 september is de behandeling van het proces tegen de vennoot
schap onder firma Flora Theater wegens overtreding van artikel 240
W.v.S. aangevangen.
PLEIDOOI
HISTORISCH OVERZICHT
FILM
Bij de voorplaat
Bij het verschijnen van dit nummer
is de elfde 'Internationale Filmweek
Arnhem', in volle gang. In een 'special'
die begin november verschijtit, zal een
terugblik gegeven worden.
Op 15 september is de behandeling van
het proces tegen de vennootschap onder
firma Flora Theater wegens overtreding
van artikel 240 W.v.S. aangevangen.
De vennootschap was ter zitting verte
genwoordigd door de heer C.H.Kleyn.
In het door de vennootschap geëxploi
teerde theater Parisien te Amsterdam
was op 17 februari 1977 de film "Deep
throat' in vertoning gebracht. Deze on
gekeurde film was door de Procureurs-
Generaal bij de gerechtshoven in hun
brief van 22 december 1976 aan de
Bond genoemd als een film die aansto
telijk voor de eerbaarheid is te oorde
len en waartegen de bioscoopvertoning
waarvan zij mitsdien zouden optreden.
Daar Parisien meer dan 50 zitplaatsen
telt (in zalen beneden deze grens mo
gen pornografische films straffeloos
worden vertoond), werd tegen de ver
toning op 18 februari opgetreden. Na
een korte behandeling, waarbij de pre
sident van de rechtbank Mr.S. Slagter
onder meer een aantal zaken van for
mele aard aan de orde stelde, gingen de
rechters en de Officier van Justitie de
film 'Deep throat' bezichtigen in de
showroom van het Calypso Theater te
Amsterdam. Voorts werd op verzoek
van onze raadsman Mr .D.H.M. Peeper-
korn de film 'L'empire des sens', als
ook het slotfragment uit de film 'La
Bete' vertoond.
Op 22 september werd de behandeling
voortgezet met het pleidooi van Mr.
Peeperkorn. Deze beklemtoonde, dat
de Bioscoopbond een duidelijke uit
spraak van de rechter vroeg, omdat als
uitvloeisel van het door de Procureurs-
Genraal uitgestippelde beleid thans
rechtsonzekerheid bij de leden bestaat.
Mr. Peeperkorn betoogde, dat bij het
redigeren van de zedelijkheidswetge-
ving in 1886 en daarna in 1910 niet
met het medium film rekening is ge
houden. De Bioscoopwet dateert eerst
van 1926.
De toepassing van art. 240 en de pre
ventieve filmkeuring, neergelegd in de
Bioscoopwet, hangen direct met elkaar
samen. Goedgekeurde films werden ge
acht niet aanstotelijk te zijn voor de
eerbaarheid en waren gevrijwaard
tegen strafvervolking.
In 1969 adviseerde de Commissie-
Witte tot afschaffing van de filmkeu
ring voor volwassenen. De toenmalige
Minister van Binnenlandse Zaken, Mr.
Beernink, kondigde naar aanleiding
van dit advies een wijziging van de
Bioscoopwet aan, doch signaleerde te
vens, dat bij afschaffing van de film
keuring onmiddellijk de vraag rijst wat
er moet gebeuren met artikel 240
W.v.S. Daartoe wil hij een nieuwe
commissie instellen, de latere Advies
commissie Zedelijkheidswetgeving. In
een eerste uitdrukkelijk voorlopig
advies van 17 juni 1970 adviseert deze
commissie een overgangsmaatregel: af
schaffing van de filmkeuring voor vol
wassenen, doch introductie van vrijwil
lige keuring, waardoor films bij een
gunstige uitspraak gevrijwaard zijn van
strafvervolging ex. art. 240.
Op 11 november 1970 verschijnt een
ontwerp-Wet Jeugdfilmkeuring con
form de voorlopige voorstellen van de
Adviescommissie. Twee dagen later ko
men de Tweede Kamerleden Voogd en
Visser met een initiatief-voorstel, dat
tenslotte resulteert in de huidige Wet
op de Filmvertoningen. Het regerings
ontwerp wordt door de meerderheid
van de Tweede Kamer als een verslech
terde versie van de Bioscoopwet be
schouwd. De regering neemt immers
met de ene hand terug wat zij met de
andere geeft.
Deze uitdrukkelijke afwijzing vindt
men ook verder steeds weer conse
quent terug. Men is van oordeel, dat
bij afschaffing van de keuring voor vol
wassenen en reële vrijheid dient te ont
staan, zonder inmenging derhalve van
de strafrechter.
Doch, zo kan men zich afvragen, waar
om is art. 240 dan nog niet herzien?
De indieners van het initiatief-voorstel
1