ONTBREKEN MATERIELE WEDERRECHTELIJKHEID NIET AANSTOTELIJK van 13 november 1970 hebben artikel 240 niet in het initiatief meegenomen, omdat zulks de discussie over de her ziening van de Bioscoopwet zou vertra gen én omdat een herziening van art. 240 in studie is bij de staatscommissie. Het tweede rapport van de Adviescom missie Zedelijkheidswetgeving ver schijnt in de zomer van 1973. Daarin wordt geadviseerd de werking van art. 240 W.v.S. ten aanzien van volwasse nen te beperken tot ongevraagde con frontatie. Minister van Agt van Justitie verklaart op 8 november 1973 in de Tweede Ka mer, dat, gelet op het rapport van de commissie, nog voor het einde van het parlementaire jaar de indiening van een wets-ontwerp kan worden tegemoetge- zien. Op 25 juni 1974 zegt hij de Tweede Kamer opnieuw een spoedige indiening van een wetsontwerp tot wij ziging van de pornografiebepaling toe. Sinds 6 februari 1975 blijkt Minister Van Agt een andere opvatting te hul digen. Hij verklaart in de Tweede Ka mer, dat hij een herziening van de ze delijkheidswetgeving niet als een prio riteit ziet in het departementale werk. Alle door de Eerste en Tweede Kamer ingediende moties, strekkende tot een spoedige herziening van de zedelijk heidswetgeving, hebben geen effekt. De reactie van de minister is, dat de Tweede Kamer maar tegelijk met het initiatiefvoorstel-Wet op de Filmverto ningen het initiatief had moeten ne men tot wijziging van art. 240 W.v.S. De raadsman constateerde, dat deze reactie van de minister in het licht van de parlementaire geschiedenis niet houdbaar is. Hij concludeerde, dat de huidige crisis ronde de pornofilms on werkelijk en overbodig is. Mr. Peeperkorn betoogde vervolgens, dat materiële wederrechtelijkheid ont breekt. Als voornaamste grond hier voor voert hij aan, dat voor onrecht matigheid naar huidige rechtsopvattin gen onverhoedse confrontatie vereist is. In dit verband verwijst hij naar een aantal zienswijzen die bij de behande ling van de Wet op de Filmvertoningen zijn verkondigd: 1. film is een volwassen medium; er is geen reden tot discriminatie en gezien de ontwikkeling van de audio-visuele media zou zulks ook onjuist zijn: 2. pornografie is een maatschappelijk gegeven, dat niet met de strafwet kan worden bestreden; 3. dit gegeven aanvaardend heeft de overheid slechts tot taak ervoor te wa ken, dat de burgers niet ongevraagd met deze uitingen worden geconfron teerd; 4. art. 240 W.v.S. dient in deze zin en in samenhang met de afschaffing van de filmkeuring voor volwassenen te worden gewijzigd; 5. tot zo lang dient men te vertrouwen op het beleid van het Openbaar Mini sterie en, zo nodig, op de wijsheid van de rechter. Voor het ontbreken van materiële we derrechtelijkheid beriep de raadsman zich voorts op de volgende omstandig heden: a. art. 240 W.v.S. heeft de laatste jaren gesluimerd, juist met het oog op de herhaaldelijk aangekondigde herzie ning van de zedelijkheidswetgeving; b. de nieuwe richtlijnen van de Procu reurs-Generaal met betrekking tot de vertoning van films in bioscopen zijn in strijd met de opvattingen van de meerderheid van de beide Kamers der Staten-Generaal; de Eerste Kamer heeft zich bij meerderheid tegen het vervolgingsbeleid uitgesproken; c. de nieuwe richtlijnen zijn in de pu bliciteit door gezaghebbende schrij vers unaniem afgekeurd; d. de richtlijnen discrimineren, omdat zij uitsluitend filmvertoningen in bio scopen betreffen en zij de zogenaamde sexbioscopen vrijlaten. De bioscopen van de Bondsleden, liggen altijd boven de 50 stoelen-grens; de sextheaters zijn bijna altijd kleiner. Ook kan nog een beroep worden ge daan op het door de rechtsstaat erken de recht op vrijheid in de privé-sfeer in de geest van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Gelet op de bepaling van dit ver drag, met name artikel 8 (privacy) en artikel 10 (vrijheid van meningsvor ming) is het in redelijkheid ondenk baar, dat de wetgever art. 240 W.v.S. nog in zijn huidige vorm zou aanne men. De raadsman beroept zich wat dit laatste betreft op een uitspraak van de Hoge Raad van 1962. Als tweede belangrijke verweergrond voerde de raadsman aan, dat de bewus te vertoning in een bioscoop niet aan stotelijk is. Ook de film, louter op zijn inhoud beoordeeld, niet aanstotelijk. Het is zijns inziens, nu de wetgever destijds bij artikel 240 W.v.S. niet heeft gedacht aan film, reëler om bio scoopvoorstellingen, evenals 'live sex- shows' te beoordelen aan de hand van art. 239 (openbare schennis van de eer baarheid). De woorden Verspreiden' en 'tentoonstellen' in art. 240 geven het gebeurde als omschreven in de ten lastelegging niet adequaat weer. Er is veel meer sprake van een Vertoning'. Met openbare schennis is in art. 239 op hetzelfde gedoeld als met aansto telijk voor de eerbaarheid in art. 240. Sinds 1968 wordt in de rechtspraak ge toetst aan de heersende opvattingen, enige jaren later door de Hoge Raad omschreven als opvattingen die bij een belangrijke meerderheid van het Nederlandse volk op dit punt leven. Dit betekent, dat niet de geveolens van individuele burgers een maatstaf bie den. Gezien de samenhang tussen art. 239 en art. 240 is het van belang te consta teren, dat de rechter de vraag, of er openbare schennis van de eerbaarheid is, van de omstandigheden laat afhan gen. Het ongevraagde geconfronteerd worden speelt hier een essentiële rol. Er is, aldus de advocaat, geen sprake geweest van ongevraagde confrontatie bij de bioscoopvertoning van de film üeep throat'. Hij verwijst hiervoor in de eerste plaats naar het rapport van de Adviescommissie Zedelijkheidswet geving. Deze plaatst zich op het stand punt, dat volwassenen die naar een voor jeugdigen niet toegelaten film in de bioscoop gaan kijken, kunnen ver wachten dingen te zien die zij aansto telijk achten. Wie deze aanstoot wil vermijden, dient niet naar een bioscoop te gaan, althans niet naar een film die niet is vrijgegeven voor een vertoning aan jeugdigen.' In de tweede plaats was als extra vei ligheidsmaatregel het publiek ten aan zien van de vertoning van de film 'Deep throat' gewaarschuwd door het waarschuwingsbordje aan de kassa 'harde porno', te vergelijken met het bord ter waarschuwing dat men een naaktstrand nadert. Deze woorden wa ren ook in de advertentie opgenomen. Om het stimulerende effekt te vermij den waren er geen foto's in de vitrines van de bioscoop opgehangen. Het begrip 'harde porno' is mogelijk niet zeer duidelijk, als waarschuwing werkt het wel. G)ok beoordeeld naar zijn inhoud is de film 'Deep throat' volgens pleiter niet aanstotelijk voor de eerbaarheid. Be wust is gekozen bij dit proefproces voor vertoning van een typische porno film: zoveel mogelijk sex, bijna geen handeling en geen karakter- en relatie tekening. Tegenover de film 'Deep throat' zijn een fragment uit 'La béte' en de film 'L'empire des sens' vertoond, welke films zijn toegelaten door de toenmali ge Rijksfilmkeuring. Bij vergelijking blijken alle films de typische porno elementen te hebben, met dien ver stande, dat te laken elementen als ver krachten en zelfs vernietiging wel in de goedgekeurde, dus niet aanstotelijk voor de eerbaarheid geoordeelde films, doch niet in Deep throat'voorkomen, Een verder verschil tussen 'Deep throat' en de beide goedgekeurde films is, dat 'Deep throat' een slecht ver filmd werk is met lelijke mensen en de beide andere films mooie mensen ver tonen en door meester-regisseurs zijn vervaardigd. Men verlaat echter het ter- rien van het recht, als men stelt, dat goede films niet en slechts films wel aanstotelijk zijn. Mr. Peeperkorn kwam tenslotte tot de volgende twee conclusies: a. op grond van de delictsinhoud is vrijspraak op zijn plaats, daar de bio-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1977 | | pagina 13