TUSSENVONNIS COMMENTAAR tegen al te agressieve verkoo- en verto ningspraktijken, kon en kan naar de mening van de Officer van Justitie geen voedsel geven aan de gedachte, dat de verdachte niets te verwijten valt. Het verschijnen van pornofilms in gewone bioscopen was juist een veel te vergaande overschrijding van de gestel de grenzen, waartegen gezien dat be leid, optreden geboden is. De Officier van Justitie stelde het op prijs met nadruk te zeggen, dat hij met de wijze waarop de Bioscoopbond heeft gemeend deze zaak in alle rust en alle openbaarheid en loyaliteit aan de overheid, aan de Rechtbank voor te leggen ter beoordeling, uiterst tevreden is. Het Openbaar Ministerie in Amster dam heeft dan ook geen ogenblik ge aarzeld zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van het voornemen van de Bioscoopbond. Hij tekent hier bij aan zich te realiseren, dat de Bio scoopbond ook een andere weg had kunnen bewandelen. De op te leggen straf achtte de Officier van Justitie in dit geval van minder be lang, gezien de achtergrond van dit proces. Hij bracht wel met klem naar voren, dat de film 'Deep throat' niet meer voor openbare vertoning in aan merking dient te komen en dat de op te leggen straf hiertoe moet dienen. In samenhang met het vorenstaande eiste de Officier van Justitie een voor waardelijke geldboete van f 5.000,— met een proeftijd van twee jaar. Aan verbeurdverklaring van de film had hij geen behoefte, mede gelet op de achtergrond van het proces. Er zijn trouwens, naar de Officier van Justitie aannam, vele kopieën verkrijgbaar. Mr. Von Meyenfeldt gaf naar aanleiding van het pleidooi van de advocaat nog als zijn mening te kennen, dat men nu eenmaal met de Zedelijkheidswet te maken heeft. Men zal deze moeten toepassen. Het parlement had dan maar een wijzigingsvoorstel moeten in dienen. Overigens was hij persoonlijk de mening toegedaan, dat dergelijke zaken niet in de Strafwet thuishoren. Mr. Peeperkorn achtte het haast onge looflijk, dat de Officier van Justitie de ze opmerking omtrent de taak van het parlement maakte, gezien alles wat er aan Kamerstukken, aan rapporten van de Staatscommissie, aan beloften van de regering en aan moties voorhanden is. Hij verwierp ook de opvatting van de Officier, dat films als T)eep throat' de emancipatie in de weg staan. Naar zijn mening gaat het Openbaar Ministe rie uit van een mensbeeld dat aan an deren mag worden opgelegd. Als dit gebeurt is er, aldus Mr. Peeperkorn, sprake van censuur. In Haar vonnis van 6 oktober 1977 is de strafzaak tegen de v.o.f. 'Flora The ater' te Amsterdam betreffende de film 'Deep Throatheeft de arrondisse mentsrechtbank te Amsterdam, vijfde kamer, samengesteld uit de leden: mr. S.Slagter, voorzitter, mr. J.W. van de Poel en mr. J.Groeneveld-van Baak, o.m. overwogen: dat de rechtbank bewezen acht het geen omtrent de feitelijke inhoud der film 'Deep Throat' is gesteld, te weten, dat genoemde film nagenoeg geheel be staat uit een aaneenschakeling van af beeldingen van geheel of gedeeltelijk naakte mannen en vrouwen, die op verschillende manieren met elkaar ge slachtsgemeenschap hebben en aan el- kaars geslachtsdelen likken, terwijl vele dezer afbeeldingen van zeer nabij wa ren opgenomen en mede daardoor de aandacht van de toeschouwers geheel dan wel voornamelijk op die geslachts delen gericht werd; dat de verdachte de rechtbank twee films, te weten 'La béte' en 'L'empire des Sens' heeft doen vertonen en daar omtrent o.m. heeft betoogd dat deze films, die destijds door de 'Centrale Commissie voor de filmkeuring' (na herkeuring) voor vertoning in filmthea ters voor personen boven de 18 jaar werden toegelaten, evenzeer scènes bevatten soorgelijk als ten aanzien van de film 'Deep Throat' in de telasteleg- ging is omschreven; dat daargelaten de vraag of deze films in alle opzichten zich voor onder linge vergelijking lenen de rechtbank los van het bestaan van een filmkeu ringscommissie en de eventueel door een dergelijke commissie gehanteerde normen, tot taak heeft te onderzoeken of de inhoud van de onderhavige film strijdig is met het bepaalde in artikel 240 Wetboek van Strafrecht, nu haar beoordeling daaromtrent wordt inge roepen en derhalve of deze film strijdig is met het in dat artikel bedoelde be grip 'eerbaarheid' zoals omschreven in de arresten van de Hoge Raad van 1 7 november 1970 NJ 1971 nr. 373 en 13 juni 1972 NJ 1973 nr. 297; dat de rechtbank derhalve dient te on derzoeken of de film strijdig is met de 'eerbaarheid' ah algemeen begrip, op gevat naar de hier te lande heersende zeden, welke worden bepaald door de bij een belangrijke meederheid van het Nederlandse volk op dit punt levende opvattingen; dat de rechtbank, mede gelet op het door de Adviescommissie zedelijk heids wetgeving uitgebrachte rapport en de meningsvorming ten deze in de Staten-Generaal, in de ontwikkeling van de opvattingen omtrent de zeden van het Nederlandse volk aanleiding vindt te trachten zich door een of meer deskundigen te doen voorlichten omtrent de vraag wat bij de meerder heid van het Nederlandse volk daarom trent leeft; waarna de rechtbank het onderzoek voor onbepaalde tijd heeft geschorst en de stukken gesteld in handen van de Rechter-Commissaris belast met de be handeling van strafzaken teneinde na te gaan a. of door een ten deze deskundig per soon of instelling op wetenschappelijk verantwoorde wijze een onderzoek op het onderwerpelijk terrein kan worden verricht, b. indien zulks het geval mocht blijken te zijn deze persoon of die instelling een onderzoek te doen instellen ter be antwoording van de vraag of de afbeel dingen van sexuele handelingen zoals deze in de film 'Deep Throat' in bio scooptheaters worden vertoond, door een voor het Nederlandse volk repre sentatief te achten meerderheid wor den ervaren als strijdig met de eerbaar heid. Uit het tussenvonnis menen wij te mo gen opmaken, dat de Rechtbank in aanmerking genomen de verwijzing naar het rapport van de Adviescommis sie Zedelijkheidswetgeving en de for mulering 'Zoals deze in de film 'Deep throat' in bioscooptheaters worden vertoond', vooral ook de wijze van ver toning in het eventueel in te stellen on derzoek wil betrekken. Met het oog op de maatregelen die door de bioscoop exploitant in kwestie zijn getroffen ter waarschuwing van het publiek, is zulks van belang. Het is overigens wel te betreuren, dat, gezien ons belang bij een spoedige uit spraak, het onderzoek voor onbepaal de tijd is geschorst. Het is daarom te hopen, dat het door de Rechtbank ge wenste onderzoek met voortvarend heid plaatsvindt. v.T. 4

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1977 | | pagina 15