Gewijzigde Rijksbegroting 1978 Film RECHTERCOMMISSARIS GEEFT OPDRACHT PORNO-ZAAK TERUG De aanstootgevendheid van bioscoopvoorstellingen van de pornofilm 'Deep throat' kan niet wetenschappelijk verant woord worden onderzocht. Met deze mededeling heeft de Amsterdamse Rechter-Com- missaris, Mr. F.H. van Gijn, zijn opdracht teruggegeven aan de Rechtbank die het proefproces behandelt dat de Neder landse Bioscoopbond heeft uitgelokt. De strafzitting zal 19 januari a.s. voor de Rechtbank Amsterdam worden voortge zet. De Rechtbank had de Rechter-Commissaris gevraagd na te gaan of zo'n onderzoek verantwoord was. Zo ja, dan zou de Rechter-Commissaris een deskundige persoon of instel ling de vraag hebben moeten voorleggen 'of de afbeeldingen van sexuele handelingen zoals deze in de film 'Deep throat' in bioscooptheaters worden vertoond, door een voor het Nederlandse volk representatief te achten meerderheid wor den ervaren als strijdig met de eerbaarheid'. Mr. van Gijn heeft hierover het advies ingewonnen van Prof. Dr. W.Buik- huisen, die aan het Ministerie van Justitie is verbonden als algemeen adviseur wetenschappelijk werk. Bij dat onder houd was ook de Leidse hoogleraar strafrecht Prof. Mr. A.L. Melai, voorzitter van de commissie zedelijkheidswet- geving, aanwezig. De Rechter-Commissaris heeft bovendien het recente NISSO-rapport 'Uitbeelding van sexualiteit'bestudeerd. Prof. Buikhuisen zegt in een brief aan de Rechter-Commis saris sterk te betwijfelen of deze vraag zich en dan nog wel op korte termijn via een dergelijk onderzoek laat be antwoorden. Ten eerste is volgens hem het samenstellen van een goede onderzoeksgroep hier 'bepaald geen eenvoudige zaak'. Voor wie moet de steekproef representatief zijn? Voor de potentiële porno-filmgangers of voor het hele Ne derlandse volk dus ook voor degenen die anders nooit naar de film zouden gaan kijken? Voorts wijst Prof. Buikhuisen erop, dat men aparte voor stellingen zal moeten organiseren, waardoor het onderzoek- aspect waar het hier om gaat wel erg benadrukt gaat wor den. De proefsituatie lijkt dan te weinig op de werkelijk heid. Het grootste probleem vindt Prof. Buikhuisen echter hoe je een test of schaal ontwikkelt, waarmede kan worden vastgesteld in welke mate iets strijdig is met de eerbaarheid. 'Valide instrumenten op dit gebied bestaan voorzover mij bekend niet'. Ook Rechter-Commissaris Van Gijn benadrukt in zijn brief aan de Rechtbank het verschil tussen filmgangers en ande ren als complicerende factor bij een onderzoek: de meeste mensen die reeds naar 'Deep throat' zijn gaan kijken, zullen dat niet gedaan hebben, omdat zij van oordeel waren dat de film hen aanstoot zou geven; van de mensen die de film nog niet gezien hebben, kan moeilijk een oordeel worden ver wacht waar waarde aan te hechten valt. Dat leidt ertoe dat in een onderzoek, zoals de Rechtbank had gewild, de film aan een grote diverse groep Nederlanders zou moeten wor den vertoond. Dat is echter kostbaar, tijdrovend en levert dan nog slechts gegevens op over één film, namelijk 'Deep throat'; maar bovendien zullen die gegevens geen betrouw baar antwoord geven op de gestelde vraag, aldus Mr. van Gijn, omdat ook dan het gevaar blijft bestaan dat de onder- zoeksituatie de reacties van de deelnemers zal beïnvloeden. De Rechter-Commissaris baseert zijn mening grotendeels op de argumenten van Prof. Buikhuisen. Daarnaast wijst hij er op, dat veel mensen zo'n film zelf helemaal niet aanstoot gevend vinden, maar zich daarvoor tegenover anderen schamen. Door deze ambivalente reactie kan de vraag naar de aanstootgevendheid, volgens de Rechter-Commissaris, nauwelijks betrouwbaar worden beantwoord. Wij wachten deze nieuwe ontwikkeling met belangstelling af. Nu de zaak 19 januari a.s. weer op de zitting komt, heb ben wij goede hoop op een spoedige uitspraak van de Am sterdamse Rechtbank. In 'Film' no. 22 van 13 oktober 1977 hebben wij onze gro te verwondering uitgesproken over de cijfers van de Rijksbe groting voor 1978 ten aanzien van subsidies en andere uitga ven voor film. Het subsidie voor de hoofdfilm van nauwe lijks verhoogd ten opzichte van 1977, hoewel volgens de toelichting van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maat schappelijk Werk rekening zou zijn gehouden met eventuele aktiviteiten gericht op vertoning buiten de bioscopen. Het budget voor de korte film was zelfs verlaagd. Er is thans een nota van verbetering uitgegaan, die, hoewel zulks op één uitzondering na niet uit de toelichting daarop blijkt, ons inziens meer is dan een correctie van foutieve cij fers. Er is namelijk een verandering aangebracht in alle be grotingsposten inzake film, met dien verstande, dat, wat het filmjournaal betreft, een nadere uiteenzetting is gegeven omtrent de gewijzigde subsidiesituatie. Ingaande 1 januari 1978 zal de subsidiëring van het filmjournaal door het De partement van Algemene Zaken plaatsvinden, zij het, dat over het jaar 1978 C.R.M, nog voor f. 500.000,- in het sub sidie zal bijdragen. Ten opzichte van de aanvankelijke cijfers is er in ieder geval een behoorlijke verbetering te constateren. Wij laten dan maar in het midden, of wij hebben te maken met het herstel van een vergissing dan wel met een schrikreactie op de com mentaren. De nieuwe begrotingscijfers zien er als volgt Subsidies en andere uitgaven voor film 1. Subsidies en andere uit gaven voor instellingen en het Nederlandse filmwezen 2. Stichting Productiefonds voor Nederlandse films 3. Subsidies voor de vervaar diging van korte kunstzinnige en culturele films 4. Subsidies voor de vervaar diging van films die als onder werp hebben de werkgebieden van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en andere uitgaven 5. Subsidies en andere uit gaven voor manifestaties in binnen- en buitenland 6. Prijzen Geraamd voor 1978 f. Toegestaan voor 1977 f. 9.085.000 8.930.000 1.802.000 2.652.000 4.300.000 3.700.000 2.220.000 1.950.000 400.000 363.000 Memorie 338.000 290.000 Memorie

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1978 | | pagina 6