in dit PROEFPROCES INZAKE KABELTELEVISIE Tweewekelijkse uitgave van de Nederlandse Bioscoopbond nummer 10 18 mei 19 78 Redactie en administratie: Postbus 5048, Amsterdam. Tel: 020-79 92 61 Hoofdredacteur: J.Th. van Taalingen Eindredacteur Bart Eldering Advertenties: drukkerij Poortpers b.v. Torensteeg 3Amsterdam Tel: 020-23 14 85 Proefproces inzake kabeltelevisie pagina 1 Programma Cannes Festivals in 1978 pagina 2 Produktie pagina 3 Nieuwe bioscopen pagina 5 Bondsnieuws pagina 6 Premières pagina 8 v.T. FILM Bij de voorplaat: Een scène uit de nieuwe film van Rene' van Nie Doodzonde Willeke van Ammelrooy in barensnood. Op woensdagmiddag 10 mei zijn voor de civiele Kamer van de Arrondissements rechtbank te Amsterdam de pleidooien gehouden in de zaak van de Nederlandse Bioscoopbond tegen de Stichting tot Exploitatie Centrale Antenne Inrichting Amstelveen. In Film no. 2 van 1977 is een uiteenzetting gegeven omtrent de motieven die onze organisatie tot dit proefproces aanleiding hebben gegeven. Populair gezegd komen zij erop neer, dat de doorgifte van filmprogramma's door de kabeltelevisie als een afzonderlijke exploitatie moet worden aangemerkt, wel ke exploitatie zonder de vereiste toestemming geschiedt en derhalve een schen ding kan opleveren van de exploitatierechten van Bondsleden, met name filmver huurders en filmproducenten. De Nederlandse Bioscoopbond neemt hiermede geen nieuw standpunt in. Reeds in het begin van de zestiger jaren heeft onze Bond zich verzet tegen de doorgifte van films door de experimentele kabelnetten in Den Haag. Er werd toen een regeling getroffen door de P.T.T., die onze leden een behoorlijke vorm van rechtsbescherming bood. Onze organisatie staat met haar actie niet alleen. In België is een proces gaande tussen een filmverhuurkantoor en de kabeltelevisie maatschappij Coditel inzake de film 'Le boucher'. Het filmverhuurkantoor heeft in eerste instantie zijn eis toegewezen gekregen. In hoger beroep is nog geen uit spraak gedaan. De Internationale Federatie van Filmproducentenorganisaties en de Internationale Federatie van Filmverhuurdersorganisaties huldigen uiter aard dezelfde opvatting als de Bond. Met name de Amerikaanse filmproduktiemaatschappijen tonen zich op dit ter rein actief en hebben eveneens een proefproces aangespannen tegen het Amstel- veense kabelnet. Hoewel de beide processen ten doel hebben een vaststelling te verkrijgen van het onrechtmatige karakter van de doorgifte van films door het Amstelveense kabel net, zijn er toch wel verschillen. De Bond heeft de kwestie van de doorgifte van een door de Nederlandse televisie uitgezonden füm aan de rechter voorgelegd en treedt daarbij zelf als Nederlandse procespartij op. De desbetreffende film maatschappijen hebben mede de aangelegenheid van de doorgifte van filmpro gramma's afkomstig van Belgische en Duitse zenders aan de orde gesteld. Boven dien hebben deze maatschappijen een buitenlandse nationaliteit (zeven Ameri kaanse en een Franse maatschappij zijn in het geding). Deze verschillen hebben ook juridische consequenties. Zo komen bij het proces dat door de Amerikaanse maatschappijen is aangespannen aan de orde a. de toepasselijkheid van auteurs- rechtconventies (ten aanzien van Amerikaanse auteurs met name de Universele Conventie) en b. de door de Nederlandse regering verdedigde opvatting, dat bij de beoordeling van de auteursrechtelijke consequenties van de doorgifte door kabelnetten beslissend is, of het gerelayeerde programma al dan niet met een 'normale' antenne kan worden ontvangen. Door deze aanpak in goed onderling overleg dienen derhalve zowel algemene als bijzondere aspecten door de rechtbank te worden beoordeeld en kan langs deze weg een tamelijk compleet beeld worden verkregen omtrent de juridische gevol gen van de doorgifte van de televisieprogramma's door kabelnetten. In de meest simpele vorm is de vraag waarover de rechter een oordeel heeft uit te spreken de volgende: is de hierbedoelde doorgifte een openbaarmaking in de zin van de wet, die mitsdien de toestemming behoeft van de auteur, of is zij 'slechts' een affaire van technische aard ter verbetering van ontvangstmogelijkheden zon der verdere juridische consequenties? Uit het voorgaande zal duidelijk zijn geworden, dat het filmbedrijfsleven aan de doorgifte van programma's door ka belnetten wel degelijk juridische gevolgen verbindt en principieel ook het door de regering verkondigde standpunt omtrent de al of niet ontvangbaarheid door een 'normaal' toestel afwijst. Overigens is de omstandigheid dat de regering ter zake een opvatting heeft verkondigd, voor de rechter niet relevant. Het is duidelijk, dat de filmsector hier het spits afbijt, want de uitspraak van de rechter zal consequenties hebben ten aanzien van alle auteurs van programma's die worden doorgegeven. De goede samenwerking tussen de beide eisende partijen blijkt mede hieruit, dat op de zitting van 10 mei j.1. de pleiters Mr.D.H.M. Peeperkorn voor de Neder landse Bioscoopbond en Mr.L. Wichers Hoeth voor de Amerikaanse filmmaat schappijen de taken hadden verdeeld. Als pleiter voor het Amstelveense kabel net trad op Mr.A.G. Maris. De uitspraak is in principe bepaald op 19 juli a.s.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1978 | | pagina 6