Aanbevelingen investeringen verkregen, zonder het werk voor de opdracht- film nimmer kunnen volhouden. Het is duidelijk, dat, wanneer de structuur van het Neder landse filmgebeuren aan de orde wordt gesteld, de produ centen van opdrachtfilms mede gezien een zeer laag rende ment, niet buiten beschouwing kunnen blijven. In samenhang met het vorenstaande moet ernstig bezwaar worden gemaakt tegen de in de nota neergelegde gedachte om te zijner tijd ook voor de overheidsvoorlichtingsfilm een adviescommissie in het leven te roepen. Er is geen enkele behoefte aan de inschakeling van een orgaan dat gaat meebepalen en vervolgens waarschijnlijk beslissen met wie een ministerie een film mag maken. De voorlichtingsdien sten van de ministeries zijn zeer goed in staat te bepalen, op grond van doel en kwaliteit, met welke producent zij in zee willen gaan. Deze vormen van bureaucratie zou leiden tot stijging van kosten, tijdverlies en een verslechtering van de concurrentiepositie. De huidige positie van de R.V.D. als technisch en contractueel intermediair aan overheidskant biedt de overheid de waarborgen die zij verlangt en de pro ducent een gesprekspartner op professioneel niveau soms in clusief, soms exclusief het creatieve gesprek met het betrok ken ministerie. Het Hoofdbestuur heeft in aansluiting op de in de nota neergelegde beschouwingen een aantal aanbevelingen op het gebied van het filmbeleid geformuleerd, aanbevelingen die deels het karakter van conclusies hebben. a. Een sterke centralisatie in de vorm van een Filmcentrum levert meer nadeel dan voordeel op ten opzchte van de hui dige situatie, waarbij het accent is gelegd op ervaring, specialistische kennis van zaken en efficiency. Het Plan Filmcentrum dient dus te worden afgewezen. b. Het is mede terwille van de continuïteit op het gebied van de hoofdfilmproduktie van essentieel belang het huidige Productiefonds voor de hoofdfilm te handhaven. Onder hoofdfilms dienen in dit verband te worden verstaan films met een- lengte van 1600 meter en meer, die in eerste in stantie zijn vervaardigd voor openbare vertoning in biosco pen e.d. De handhaving van dat fonds is noodzakelijk met het oog op de speciale financierningsproblematiek van het onderhavige filmgenre en het geheel eigen karakter van de normen bij de beoordeling van financieringsaanvragen. c. Voor een goed continu beleid is te allen tijde vereist, dat er een aan zekerheid grenzende waarschnlijklijkheid is om trent de toekomstige hoogte van de te verstrekken over heidssubsidies voor de verschillende filmgenres. Met name in verband met de planning en het werkgelegenheidsaspect van de hoofdfilmproduktie is het van primair belang, dat geen verschuivingen optreden ten nadele van de pot voor de speelfilm. d. Het is raadzaam voor alle overige niet onder b genoemde films hoofdfilms en korte films een afzonderlijk fonds in het leven te roepen. Dit fonds zou evenals het Productie fonds voor Nederlandse Films de juridische status van stichting moeten krijgen. Het bestuur benoemt een algemene selectiecommissie, bestaande uit voldoende per sonen om daaruit kleine sub-commissies te kunnen samen stellen, die zelfstandig besluiten op basis van door bestuur en algemene selectiecommissie vastgestelde normen. e. Er dienen voorzieningen te worden getroffen om te voor komen, dat bepaalde filmgenres geen subsidiemogelijkheden hebben. Zulks zou langs eenvoudige weg te bereiken zijn door uit de beide fondsen een overlegorgaan te creëren. In daarvoor in aanmerking komende gevallen zou gezamenlijke financiering van een project kunnen worden overwogen. f. Bij de subsidiëring van korte films zal duidelijk tot uiting moeten komen voor welk doel de films worden gemaakt. Aldus zou ook de produktie van korte films als onderdeel van het bioscoopprogramma kunnen worden bevorderd. Er zal in principe een verdeling van subsidiegelden over de ver schillende soorten korte films moeten komen. g. Aan de situatie rond de films die in opdracht van over heidsorganen worden vervaardigd, dient niet te worden ge tornd. Een toekenning van bevoegdheden op het gebied van selectie en subsidiëring aan een fonds zal tot een ernstige verstoring van de markt op dit terrein kunnen leiden. Met krote films dienen hier lange films, geen bioscoopfilms zijnde, te worden gelijkgeschakeld. h. Het is van belang, dat de Rijksvoorlichtingsdienst zijn taken op het gebied van de distributie, nationaal en inter nationaal, van gesubsidieerde korte films en opdrachtfilms van de overheid voortzet. De rechtspositie van de betrokken filmproducenten en -regisseurs zal in de relatie met de R.V.D. steeds op aanvaardbare wijze moeten worden gere geld. i. Het zal noodzakelijk zijn, dat de subsidiëring van het Rijk ten behoeve van het filmmedium wordt verhoogd in over eenstemming met de betekenis van het medium in cultureel en creatief opzicht en in relatie tot de hoogte van de sub sidiëring van andere media. Hierbij moet in aanmerking worden genomen, dat de film in tegenstelling met andere kunsten nagenoeg geheel van de subsidiëring van de centrale overheid afhankelijk is. j. De Rijksoverheid dient te bevorderen, dat de televisie meer dan in het verleden gebruik maakt van de diensten van het filmwezen in creatief en technisch opzicht voor de ver vaardiging van televisieprogramma's. k. Door plaatsing van de diensten in de filmsector in het uit zonderingstarief van de BTW zou de Nederlandse film auto matisch meer financiële armslag krijgen en zou een ruimere financiering van de kant van het filmbedrijfsleven mogelijk worden. 1. Een vorm van samenwerking op het gebied van de film- produktie tussen televisie en filmbedrijven is denkbaar. Ten aanzien van hoofdfilms zal er echter te allen tijde een sub stantiële bijdrage in de produktiekosten van de kant van de televisie moeten zijn. Die bijdrage zal minimaal een derde van de produktiekosten behoren uit te maken. Dan zullen ook soepeler regelingen kunnen worden getroffen ten aan zien van de termijn waarna uitzending mogelijk is.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1980 | | pagina 7