OPDRACHTFILM1980
Op 24 juni jl. vond in het Congresgebouw in Den
Haag de jaarlijkse manifestatie 'Opdrachtfilm'
plaats, georganiseerd door de Stichting Audiovi
suele Manifestaties (S.A.M.).
Het openingswoord van de heer G.F. de Clerck,
voorzitter van de Afdeling Filmproduktie van de
Nederlandse Bioscoopbond geven wij hier integraal
weer:
Dames en Heren,
Ongeveer een jaar geleden bracht de Raad voor de Kunst
een nota uit getiteld: "Plan Filmcentrum," ideeën voor een
toekomstig filmbeleid, waarin staat, en ik citeer: "De op
drachtfilm wordt in deze nota buiten beschouwing gelaten.
De reden hiervoor is, dat wij onvoldoende kennis hebben
van de distributie en de vertoning van dit soort films omdat
de opdrachtgevers zelf hiervoor zorg dragen en niet ver
plicht zijn registratie hiervan bij te houden. Inzicht in het
preciese aantal geproduceerde films ontbreekt daardoor
eveneens."
Welnu, dames en heren opdrachtgevers, afkomstig uit be
drijfsleven, overheid, en instellingen. en daarmee de be
trokken producenten stonden in 1978 garant voor 75 pro
cent van de Nederlandse filmproduktie voorzover gereali
seerd door bij de NBB aangesloten producenten.
De totale omzet van onze producenten, dus inclusief de
speelfilmproduktie, bedroeg bijna 38 miljoen gulden. De
speelfilm nam daarvan ongeveer 20 procent voor haar re
kening; wij mogen de conclusie trekken, dat de infrastruc
tuur van de Nederlandse filmproduktie als geheel gedra
gen wordt door de opdrachtproduktie, die daarmee de con
tinuïteit waarborgt voor haar bedrijven, de laboratoria, ge
luidsstudio's en haar werknemers.
De Raad voor de Kunst ging volledig voorbij aan het voor
bereidend branche onderzoek "audio-visuele media, omroep
en telecommunicatie in Nederland, inventarisatie van ont
wikkelingen", dat met subsidie van het Ministerie van Econo
mische Zaken werd opgesteld door het Instituut voor
Grafische Techniek TNO en de Stichting Moderne Media te
Amsterdam en verscheen in maart 1979.
Ik geef u uit het hoofdstuk "De professionele film in Neder
land" de getrokken conclusies:
l.De enige sector in de filmproduktie, die in economisch
opzicht continuïteit kent is de opdracht- waaronder de
reclamefilm.
2. De werkgelegenheid is slecht. Gewaarschuwd wordt voor
een te hoge toeloop naar het vak.
3Er bestaat geen enkele beroepsbescherming.
4. Samenwerking 'tussen film en televisie wordt voorgestaan
maar lijkt bij de huidige structuur en werkwijze van de NOS
niet haalbaar.
5. Het huidige systeem van subsidiëring biedt onvoldoende
soelaas. Dit slaat vanzelfsprekend op de produktie van de
speelfilm en de korte CRM-film.
Het mag ontoelaatbaar genoemd worden, zeker gezien de
professionele achtergronden van de betrokken leden, dat de
Raad voor de Kunst zich onttrokken heeft aan het mede in
beschouwing nemen van deze basissector, in zijn beleids
voorstellen.
Ook de Kunstenbond FNV schijnt dit niet zo belangrijk te
vinden, zijn brief aan de minister van CRM naar aanleiding
van een tussentijdse standpuntbepaling van de minister,
spreekt met geen woord over de positie van de produktie-
bedrijven en laboratoria. Dit alles klemt des te meer omdat
ook de opdrachtproduktie de gevolgen voelt van de stag
nerende economie.
In de eerste vier maanden van dit jaar liep de omzet van de
laboratoria met 20 procent achteruit in vergelijking met het
vorig jaar en dit gegeven is tevens een indicatie voor de
teruggang in de produktie.
Het rendement in de bedrijven is constant te laag en dan
laten we de hoge fysieke inspanningen van alle vakgenoten
nog maar buiten beschouwing.
De ontwikkelingen op electronisch gebied vragen zeer hoge
investeringen, in de eerste plaats voor de technische bedrij
ven, maar ook de producenten krijgen er reeds nu en zeker
in de komende jaren steeds meer mee te maken.
Speelfilm, alternatieve produktie, lange 16mm film, de
korte CRM -film vragen allen en verdienen ook meer subsi
die, maar gezien de aard en mogelijkheid van hun aller acti
viteiten en de beperkte markt die ons land vormt en het
gebrek aan financiële middelen kan niet verwacht worden,
dat deze sectoren de structurele draagfunctie van de op
drachtproduktie in enige belangrijke mate kunnen over
nemen.
De speelfilmproduktie b.v. neemt in de laboratoria nog
geen 10 procent van de omzetten voor haar rekening, en het
is derhalve duidelijk, dat de internationaal hoog gekwalifi
ceerde concurrentiepositie slechts kan worden gehandhaafd,
indien onze bedrijven mede door overheidsmaatregelen in
staat gesteld worden een aanvaardbaar en noodzakelijk ren
dement te behalen.
Het is in onze branche niet anders gesteld dan in andere be
drijfstakken, mogelijk ook in de uwe, maar wij zijn zo klein
dat we nauwelijks opvallen. En over de overheid gesproken,
wij zien in het geheel niets in de in het Filmcentrumplan
geopperde gedachte; een adviescommissie voor overheids-
films in het leven te roepen.
Er bestaat geen behoefte aan een soort fïlmtsaar, die gaat
medebepalen en dan wellicht in een volgend stadium be
slissen met wie een ministerie een film mag maken. De be
trokken voorlichtingsdiensten zijn heel goed in staat zelf te
bepalen, met welke producent zij in zee willen gaan.
De huidige positie van de R.V.D. als technisch en contrac
tueel intermediair, biedt de overheid de waarborgen die zij
verlangt, en de producenten de gesprekspartner op pro
fessioneel niveau.
Ik ga nog even met u terug naar twee conclusies uit het
branche-onderzoek: de beroepsbescherming en de werkge
legenheid. Nog steeds ondervindt ons vak last van mensen
die door ondeskundigheid uitblinken, prijzen bederven, on-
oirbare werkmethoden hanteren.
Filmproduktie is kostbaar en een opdrachtgever die die hin
dernis heeft genomen en vervolgens een teleurstellende er
varing opdoet is voor jaren verloren.
Prijsbederf treedt ook op indien volledig gesubsidieerde in
stellingen gaan produceren voor, of faciliteiten beschikbaar
stellen aan derden, die buiten hun terrein liggen.
Er is al vaak op dit aambeeld gehamerd en dit blijkt nog
steeds nodig te zijn. Onze collega's hebben ons bestuur er
de laatste tijd herhaaldelijk over benaderd.
Voorkomen is lastig, maar op zijn minst zou de overheid
ertoe kunnen bijdragen paal en perk te helpen stellen aan
deze situatie.
In het verleden werd er een beroepsregister voor toon
kunstenaars ingesteld dat in de loop der jaren heilzaam
heeft gewerkt.