RAAD VOOR DE KUNST WIL WEER
FILMSTAATSPRIJS INVOEREN
PUBLIEKSAANDACHT GERING
VOOR ALLE CATEGORIEËN
Aan de Staatscourant van
11 september jl. ontlenen wij
nevenstaand artikel
De Raad voor de Kunst heeft de Minister van CRM geadvi
seerd de Staatsprijs voor de film opnieuw in te stellen. De
prijs zou minimaal f 10.000 moeten bedragen. De voor
malige afdeling Filmkunst van de oude Raad voor de Kunst
adviseerde in 1973 de Staatsprijs voor de filmkunst af te
schaffen. Minister Van Doorn volgde dit advies op. Wel werd
tot 1979 de filmprijs op de kunstenbegroting van CRM als
een p.m.-post opgevoerd.
In tegenstelling tot genoemd adviescollege vinden zowel de
commissie Film als de afdeling Media en Letteren van de
huidige Raad, dat een staatsprijs voor de film een belang
rijk instrument voor het kunstbeleid vormt. De publiciteit
rond een prijsuitreiking alsmede het feit dat zo het belang
wordt onderstreept van een eigen levende filmcultuur, zijn
volgens commissie en afdeling belangrijke argumenten voor
een herinvoering van de prijs.
Aangezien de overheidssteun en de aandacht van het pu
bliek voor de filmkunst gering is in vergelijking met die voor
andere kunstterreinen, zal een stimulans in de vrom van een
staatsprijs ook bevorderlijk zijn voor een verdere kwaliteits
verbetering van films. In het algemeen is de Nederlandse
film aangewezen op de aandacht van de massamedia. De dis
tributiekansen van en het bezoek aan een bekroonde film
almede hun positieve uitwerking op de beroepspraktijk van
de filmmaker zijn volgens de commissie bijzonder groot.
Voorts wordt er op gewezen, dat het bekronen van filmers
en het geven van speciale prijzen aan films een algemeen
gebruik is in de ons omringende landen. Het is volgens de
commissie niet in te zien, waarom Nederland bij deze prak
tijk achterwege zal moeten blijven.
De commissie Film acht het voorts belangrijk dat in prin
cipe alle filmcategorieën in de termen vallen voor de staats
prijs. Om de keuze, gezien het grote aantal filmgenres, niet
al te moeilijk te laten zijn, zouden het ene jaar films tot
een lengte van 60 minuten in aanmerking kunnen komen,
het andere jaar films die meer dan 60 minuten duren.
De jury zou, analoog met andere staatsprijzen die
alle hun bestaansrecht hebben bewezen door de Minister
van CRM moeten worden benoemd.
Het advies zelf publiceren wij onderstaand.
Aan de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk
Mevrouw de Minister,
De Raad voor de Kunst verzoekt u hierbij de herinstelling
van de Staatsprijs voor de Film te overwegen. De commissie
Film en de afdeling Media en Letteren menen dat de voor
delen die aan een dergelijke prijs zijn verbonden, een herin
voering wettigen.
De afdeling Filmkunst van de oude Raad- voor de Kunst
heeft in een advies van 9 maart 1973 gepleit voor de af
schaffing van de Staatsprijs voor de Filmkunst. Dit advies is
door uw voorganger overgenomen. Hoofdargumenten voor
de afschaffing van de prijs waren destijds: de overweging
dat een staatsprijs geen zinvol aspect van het Kunstbeleid
kan worden geacht en dat de staatsprijs in zijn toenmalige
vorm niet meer voldeed. De afdeling Filmkunst adviseerde
de Minister de vrijkomende middelen aan te wenden voor
public relation voor de filmkunst en de promotie van gesub
sidieerde films. Een nader advies over deze zaken is door de
afdeling nooit uitgewerkt. Tot 1979 is op de filmbegroting
de filmprijs p.m. opgevoerd. Dat betekent onzes inziens dat
het idee van een filmprijs door u nog niet geheel is verlaten.
De commissie Film is van mening dat een staatsprijs voor de
Film wel degelijk een belangrijk instrument voor het kunst
beleid vormt. De publiciteit rond een prijsuitreiking
alsmede het feit dat zo het belang wordt onderstreept van
een eigen levende filmcultuur, zijn volgens haar belangrijke
argumenten, die voor een herinvoering pleiten. Zoals de af
deling Media en Letteren in het verleden herhaaldelijk heeft
betoogd zijn de overheidsteun en de aandacht van het pu
bliek t.a.v. de filmkunst gering in vergelijking met die voor
andere kunstterreinen.
Een stimulans voor deze aandacht zal zeker ook bevorder
lijk zijn voor een verdere kwaliteitsverbetering van films.
In het algemeen is de Nederlandse film aangewezen op de
aandacht van de massamedia. De distributiekansen van en
het bezoek aan een bekroonde film alsmede hun positieve
uitwerking op de beroepspraktijk van de filmmaker zijn
volgens de commissie bijzonder groot. In de ons omringen
de landen is het bekronen van filmers en het geven van spe
ciale prijzen aan films een algemeen gebruik. Daarbij be
perkt men zich niet tot één landelijke prijs, maar ook ge
meentelijke en regionale besturen kunnen filmprijzen toe
kennen. Het is niet in te zien, waarom Nederland bij deze
praktijk achter zal moeten blijven. Ook het feit dat er op
dit moment in Nederland ook andere staatsprijzen bestaan,
die hun bestaansrecht hebben bewezen pleit voor herinvoe
ring van de filmprijs. Bovendien is de financiële inspanning,
die met de toekenning van een filmprijs is gemoeid klein
tegenover het gunstige effect.
De commissie Film achter het voorts belangrijk dat in prin
cipe alle filmcategorieën in de termen vallen voor de staats
prijs. Om de keuze, gezien het grote aantal filmgenres, niet
al te moeilijk te laten zijn, vindt men het van belang dat het
ene jaar films tot een lengte van 60 minuten in aanmerking
kunnen komen, het andere jaar films met een lengte van
meej- dan 60 minuten in aanmerking kunnen komen, het
andere jaar films met een lengte van meer dan 60 minuten.
Alle filmprojecten die aan deze eis voldoen en binnen deze
twee jaar zijn gerealiseerd zouden voor bekroning moeten
kunnen worden ingediend. De jury zou, analoog met andere
bestaande staatsprijzen, door de Minister van CRM moeten
worden benoemd.
Met de meeste hoogachting,
Namens de afdeling Media en Letteren,
M.M. Chanowski, voorzitter
M.D. Verdaasdonk, secretaris
De Kernraad herinnert aan de opmerkingen die hij aan het
slot van het recente advies over de staatsprijs voor vertalers
heeft gemaakt nl. dat het gezien de reeds eerder gebleken
verschillen in opstelling in de verschillende kunstsectoren
ten aanzien van het instituut van de staatsprijs niet juist
lijkt om één voor het gehele terrein van de kunsten geldend
standpunt na te streven.
De meerderheid van de leden van de Kernraad schaart zich
achter bovenstaand voorstel van de afdeling Media en Let
teren en de commissie Film. De hoogte van deze prijs, waar
voor in overleg met de Raad een reglement kan worden op
gesteld, zou minimaal f 10.000 moeten bedragen.
Dit advies wordt u aangeboden als advies van de Raad voor
de Kunst.
L.J. de Ruiter, voorzitter,
S. Sakko, algemeen secretaris.