STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR HET FILM- EN BIOSCOOPBEDRIJF ALGEMEEN INKOMSTEN EN BELEGGINGEN VERKORT VERSLAG OVER HET JAAR 1980 WELKE PENSIOENEN ZIJN VERZEKERD LOPENDE UITKERINGEN HET BESTUUR 4 Volgens het jaarverslag 1980 van het Bedrijfspensioenfonds voor het Film en Bioscoopbedrijf, dat onlangs is ver schenen, betaalden 138 ondernemin gen premie aan het fonds. Deze premie had betrekking op 957 werknemers. Er waren 110 vroegere werknemers deel nemer in het fonds met vrijstelling van premiebetaling wegens invaliditeit. De premie bedroeg in het verslagjaar 11% van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag is het vaste loon vermeerderd met de vakantietoeslag, maar zonder andere toeslagen, over werkvergoedingen, gratificaties e.d. De pensioengrondslag was in 1980 op jaarbasis hoogstens f 69.600,- en in 1981 hoogstens f 73.125,-. De werknemersbijdrage in de premie van 11% is 3 1/2 de werkgeversbij drage 7 1/2 van de pensioengrond slag. Het fonds ontving in het verslagjaar bijne 3,2 miljoen gulden aan premie en ruim 3,8 miljoen gulden aan opbrengst uit beleggingen. Deze inkomsten ui teraard verminderd met betaalde pen sioenen en administratiekosten moe ten worden gereserveerd om de latere verschuldigde uitkeringen te kunnen betalen. Eind 1980 bedroeg het kapitaal van het fonds ruim 46 miljoen gulden. Het wordt op verschillende manieren uitge zet. Het wordt belegd in huizen, hypo theken, onderhandse leningen en ef fecten. Het meeste geld werd belegd in leningen op schuldbekentenis, name lijk 86%, de rest in hypotheken (12%), effecten (1%) en vaste eigendommen (1%). Het gemiddeld rendement van deze be leggingen was in 1980 8,6%. Bij het be rekenen van zijn verplichtingen de premiereserve gaat het fonds echter voor de veiligheid uit van de veron derstelling, dat het in de toekomst slechts 4% zal maken. Het verschil tus sen de werkelijke rente van 8,6% en de rekenrente van 4% is de zgn. 'overren- te' of rentewinst. Ook dit bedrag wordt toegevoegd aan de reserves en komt ten goede aan de verzekerden in de vorm van de toeslagen op hun pen sioenen. De deelneming in het fonds vangt voor een mannelijke werknemer aan als hij 23 jaar wordt. Voor vrouwelijke werk nemers bij de 30-jarige leeftijd. De pensioenleeftijd voor mannen is 65 jaar en voor vrouwen 63 jaar. Het jaarlijks ouderdomspensioen dat een mannelijke deelnemer kan berei ken is 42% van de gemiddelde pen sioengrondslag waarover tijdens de deelneming in het fonds premie is be taald. Een jongeman die op 23-jarige leeftijd in de bedrijfstak gaat werken en die een weekloon heeft van f 520,- bouwt in 52 weken f 270,40 aan jaarlijks pen sioen op (1% van 52 x f 520,-). Als hij tot zijn pensioendatum deel nemer blijft en er geen wijziging komt in zijn loon dan is voor hem een ou derdomspensioen verzekerd van 42 x f 270,40 f 11.536,80. Als hij over lijdt krijgt zijn weduwe een pensioen van 70% van dat bedrag of wel f 7.949,76; heeft hij kinderen dan krijgt elk kind 14% van het ouder domspensioen dus f 1.589,96 wezen pensioen per jaar. Voor een vrouw met een weekloon van f 520,-, die op 30-jarige leeftijd in de bedrijfstak gaat werken en tot haar 63ste jaar deelnemer in het fonds blijft is als haar loon geen wijziging ondergaat, een pensioen verzekerd van 33 x f 270,40 f 8.923,20 per jaar. Aan de vrouwelijke deelnemer wordt behalve dit pensioen nog een tijdelijk ouderdomspensioen verstrekt dat aan haar wordt uitgekeerd vanaf haar pen sioendatum (63 jaar) tot de aow-uit- kering ingaat. Voor elk jaar dat zij in het film- en bioscoopbedrijf werkt, wordt een vast bedrag van dit tijdelijke pensioen opgebouwd. In 1 was dat f 192,-en in 1981 f202,-. Als het loon van een werknemer of werkneemster stijgt wordt de pen sioengrondslag hoger, maar dat levert alleen voor de toekomstige dienstjaren meer pensioen op. De rechten die al opgebouwd zijn blijven achter. Het fonds tracht dit zoveel mogelijk op te vangen door elk jaar de reeds opge bouwde rechten met een percentage te verhogen. Op 1 januari van de jaren 1967 tot en met 1973 werden de rechten met 3% verhoogd, op 1 janu ari 1974 en 1975 met 4 1/2 op 1 ja nuari 1976, 1977 en 1978 met 5%, op 1 januari 1979 en 1980 met 5 1/2 en op 1 januari 1981 met 7%. De reeds lopende pensioenen werden met dezelfde percentages verhoogd. De verzekerden krijgen de pensioenen naast de uitkeringen op grond van de algemene ouderdomswet en de alge mene weduwen- en wezenwet. Aan het einde van het verslagjaar had het fonds 676 gepensioneerden met ouderdomspensioen. Samen hadden ze recht op ruim f 947.000,-jaarlijks pen sioen. Er waren 284 weduwen met in totaal f 352.000,- aan weduwenpensioen. Verder hadden 16 kinderen recht op wezenpensioen tot een totaalbedrag van f 8.300,-. Het gemiddelde pensioenbedrag wordt beïnvloed door hen die slechts kort in de bedrijfstak werkten en dus maar een zeer gering pensioen konden op bouwen. Het fonds wordt bestuurd door verte genwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties die het fonds hebben opgericht. Op 31 december 1980 hadden voor de werkgevers zit ting in het bestuur de heren: A. Den ker, J.C. Eekhout, L.M.J. de Groot, H. Miedema (voorzitter), J.Th. van Taalingen, CA. Voskuil en F.H.W. Weyschedé. Voor werkenemers waren dit de heren: G.A.P. Bovendeert, Ch. Breijer, A.J. Engelsman (secretaris), A. van der Kooy, W.P. van Santé, D.J.H. Zwart en H.B. Wösten.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1981 | | pagina 6