aansnijden. Het is niet ongewoon, dat in moeilijke tijden de prijs van het bioscoopkaartje aan de orde komt. Ik denk hierbij in het bijzon der aan de vooroorlogse malaisetijd toen sommige exploitanten tot prijs verlagingen overgingen om langs deze weg te trachten meer bezoe kers te trekken. Zelfs in die tijd, toen de malaise voor de massa ook echt malaise betekende, was de prijselasticiteit niet zodanig, dat de prijsverlagingen omzetverhogend werkten. D.m.v. minimumprijzen en prijsbeschermende maatregelen heeft de Bond voorkomen, dat de zaak uit de hand is gelopen. De entreeprijs is ook nu weer on derwerp van gesprek. Iedereen kent de uitspraken van buren, kennissen of familieleden die soms in jaren niet naar de bioscoop zijn gegaan en als het dan eens zo ver komt, de schrik om het hart krijgen van de prijs van het bioscoopkaartje. Ik geloof, dat wij niet de fout moe ten maken op grond van dergelijke uitlatingen van een normale prijs ontwikkeling af te wijken. Niet al leen is deze prijsontwikkeling toch al niet zo normaal vanwege het res trictieve prijsbeleid van de overheid gedurende tal van jaren, doch wij kunnen het ons op grond van de kostenstijgingen die ook doorgaan, eenvoudig niet permitteren. Ik wijs bovendien op de consequentie, dat een inhaaleffect later, als dit onver mijdelijk zou zijn, tegenover het pu bliek om van de overheid maar niet te spreken nauwelijks haal baar moet worden geacht. Wat an ders is, of men niet gerichte prijs maatregelen zou kunnen treffen als een vorm van promotie en klanten binding, zonder dat het prijsele- ment als zodanig speelt. Een zeer voorzichtig beleid in dit opzicht blijft geboden met het oog op nega tieve bij-effecten, doch het lijkt mij wel zin hebben hieraan een studie te wijden. De nieuwe media De nieuwe audiovisuele media, die in steeds sneller tempo tot ont plooiing komen, zijn een probleem apart. Zij vormen een extra factor in de concurrentiepositie van de bioscopen. Wij hebben hier met ontwikkelingen te maken die zich gewoon voltrekken, of wij het nu prettig vinden of niet. Ik ben van mening, dat een nadelige concur rerende invloed van de nieuwe me dia op het bioscoopbezoek welis waar niet zal zijn te vermijden, doch dat die invloed van beperkte aard zal kunnen zijn. Ik zeg opzettelijk "kunnen zijn" omdat er dan wel moet worden vol daan aan enige condities ter voorko ming van oneerlijke concurrentie. Wat video aangaat zullen de prijzen voor verkoop of verhuur van video films in een redelijke verhouding moeten staan tot de prijs van het bioscoopkaartje. De producenten van speelfilms zullen zich dit overal ter wereld dienen te realiseren, om dat de economische basis van hun produkten, die de bioscoop ook on der de gewijzigde omstandigheden is, anders gevaar loopt en hiermede het voortbestaan van het medium speelfilm zelf. Het staat wel vast, dat er in ieder geval een ernstige vorm van unfaire concurrentie is bij de videopiraterij, een euvel dat overal ter wereld op treedt. Zoals bij andere uitingen van piraterij heeft Nederland ook hier weer een bijzondere reputatie opge bouwd. Gezien de speciale concur- rentieproblematiek heeft het Hoofd bestuur het van essentieel belang ge oordeeld ook bij de bestrijding van deze piraterij een actieve rol te spe len in goede samenwerking met an dere betrokkenen. De aangelegenheid van de oneerlijke concurrentie is mede aan de orde, indien de openbaarmaking bij de nieuwe media plaatsvindt op een te vroeg moment, dat wil zeggen een moment waarop de 'first run' in de bioscopen van de films in kwestie nog gaande is, om maar niet te spre ken van het geval, dat de bioscoop exploitatie nog niet is aangevangen. Doch ook indien het roulement in de bioscopen is afgelopen, kan zich onjuiste concurrentie voordoen. Naarmate andere media sneller aan bod komen, gaat de actualiteits waarde van de bioscoopvertoning in het algemeen achteruit met alle ge volgen hiervan in een tijd dat die actualiteitswaarde één van de din gen is waarop de huidige functie van de bioscoop is gebaseerd. Binnen onze organisatie gelden voor televisie en video termijnen, zulks op basis van de aard van het me dium. Indien zich ontwikkelingen voordoen op de gebieden van satel liettelevisie en pay-tv, zullen hier voor soortgelijke maatregelen nood zakelijk zijn. Het is echter niet vol doende interne voorschriften te maken, omdat de a.v.-media vanuit het buitenland externe mogelijkhe den van filmvoorziening hebben. Het wordt daarom van belang, dat internationale regelingen tot stand komen. Het is nuttig te constateren, dat deze opvattingen ook in inter nationale filmkringen steeds meer worden gehuldigd, waarbij met na me wordt gedacht aan maatregelen in Europees verband, dat wil zeggen van de kant van de Europese Ge meenschap. Het is duidelijk, dat de belangen van bioscoopexploitanten enerzijds en filmverhuurders en-producenten anderzijds ten aanzien van de a.v.- media niet geheel parallel lopen. Het is buiten kijf, dat allen gemeen schappelijk belang hebben bij zo goed mogelijke resultaten van de bioscoopexploitatie. Het verschil is echter, dat filmproducenten en filmverhuurders nog extra inkom sten uit de filmexploitatie hebben, dankzij de mogelijkheden die de a.v.-media bieden. Hier ontstaat een discrepantie, omdat de bioscoopex ploitatie meer nadeel ondervindt van de concurrentie van andere a.v.- media naarmate die bij de filmex ploitatie een grotere rol spelen. De filmproducenten en filmver huurders achten het met het oog op de risico's van de filmproduktie en -distributie onvermijdelijk de nieu we filmexploitatiemogelijkheden aan te wenden. Op zichzelf is dit een zeer legitiem argument, maar er is een aspect dat bijzondere aan dacht verdient. Men kan in het algemeen stellen, dat de opbrengsten van de filmex ploitatie per licentiegebied bekeken in overwegende mate worden be paald door de bioscooprecettes. Er worden aanzienlijke bedragen aan auteursrechten door de bioscopen opgebracht. Uitzonderingen buiten beschouwing gelaten staan per film de auteursrechten uit televisie en vi deo, hoe interessant op zichzelf ook, toch niet in verhouding tot hetgeen de bioscopen opbrengen. Het argument dat de films voor te levisie en video ouder zijn en op die grond een lagere auteursprijs verant woord zou zijn, gaat niet op, in aan merking genomen de grote belang stelling voor speelfilms die voor te levisie en video beschikbaar komen, ongeacht hun leeftijd. De kijk- en waarderingscijfers bij televisie-uitzendingen spreken boek delen. Door een verdere groei van de ove- 3

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1982 | | pagina 5