Bondsregelingen aankijkt, dan moet men terdege beseffen, dat het bin nen dit kader mogelijk is geworden, dat de steun aan het Productiefonds van de grond kon komen, dat de gelden voor onze nationale filmstu dio na de bevrijding zijn gefour neerd, dat de korte Nederlandse films na de bevrijding vertonings- mogelijkheden in de bioscopen kre gen, totdat de gemeenten op aan wijzing van de regering de biosco pen via een enorme verhoging van de vermakelijkheidsbelasting als een melkkoe ging hanteren, dat het ini tiatief is genomen tot de oprichting van het Nederlands Filminstituut en later tot de oprichting van de Nederlandse Filmacademie met fi nanciële steun van de Bond, dat vele jaren de filmweken zijn geor ganiseerd en medegefinancierd, dat het Bondsbureau voor al dit soort activiteiten is ingeschakeld. Het gaat overigens niet altijd even gemakkelijk. De Bond besloot een achttal jaren geleden een fonds in te stellen ter bevordering van de im port van een beperkt aantal waarde volle kunstzinnige films per jaar met de bedoeling hiervoor mede steun te verkrijgen van C.R.M, en een aantal grote gemeenten, zodat de films in kwestie ook vertonings- mogelijkheden in de bioscopen en later in de filmhuizen zouden krij gen via een kleine subsidiegarantie. Wel, van C.R.M, hebben we nooit meer iets gehoord; de enige gemeen te die positief heeft gereageerd, te weten 's-Gravenhage, kreeg te ma ken met een AROB-procedure bij de Raad van State, aangespannen door het zogenaamde vrije circuit, dat van het plan een aantasting duchtte van zijn positie. De Raad van State zag dit bezwaar wel zitten en daarmede werd de hele opzet van het plan getorpedeerd. De Bond heeft niet het "oog om oog, tand om tand" toegepast. Er zijn, inte gendeel, geleidelijk mogelijkheden geopend voor filmleveranties aan de filmhuizen op zodanige wijze, dat een subsidiëring aan de filmhuizen niet uitwerkt ten nadele van het on gesubsidieerde bedrijfsleven. Wij hebben veel meer moeite met een levering van films door gesubsidieer de alternatieve filmverhuurders aan bioscopen, omdat hierbij de subsi diëring wel al gauw concurrentie vervalsend kan werken ten opzichte van de ongesubsidieerde filmver huurders. 10 Mijn aftreden als Bondsvoorzitter vindt plaats in een jaar dat over het algemeen niet florissant is geweest. Ik persoonlijk heb niet de indruk dat dit jaar een aanwijzing is voor een toekomstige ontwikkeling; daarvoor hebben enige ongunstige factoren te sterk gelijktijdig ge werkt. Toch hebben de bioscopen, die tenslotte de kern vormen van onze organisatorische functione ring, in de nabije toekomst rekening te houden met factoren die hun concurrentiepositie kunnen ver zwakken. Kabeltelevisie, video en satelliettelevisie moeten in de eerste plaats als zodanig worden genoemd. De huidige economische recessie kan mede een rol spelen. De even tuele nadelige gevolgen zullen naar mijn vaste overtuiging niet zo sterk zijn als ten tijde van de opkomst van de traditionele televisie. Maar een negatieve ontwikkeling van ge ringe omvang is ook al moeilijk op te vangen, omdat hiervoor de ruim te onvoldoende is. Tenslotte zijn ook zeer aanzienlijke bedragen geïn vesteerd om de concurrentiepositie van de bioscopen te versterken, zo dat zij hun niet weg te denken func tie in de sector van het openbare vermaak naar behoren kunnen blij ven vervullen. Met het oog op het voortbestaan van het film- en bio scoopwezen is het zaak de vinger aan de pols te houden en plannen te ontplooien in nauw overleg met alle betrokken sectoren en de overheid, opdat tijdig nieuwe impulsen wor den gegeven in het belang van cul tuur en maatschappij. Het komt mij voor, dat voor de Ne derlandse Bioscoopbond nog zeer veel belangrijke taken zijn wegge legd en ik hoop dat de Bond onder Uw leiding, mijnheer Wolff, de juis te wegen zal kunnen vinden. Mijnheer de Voorzitter, Dames en heren, ik wil U mede namens mijn vrouw, die voor mij steeds een grote steun is geweest, nogmaals ten zeer ste danken voor uw komst, uw har telijke woorden, uw geschenken. Na al deze bewijzen van welgemeende hartelijkheid verheug ik er mij nog meer op, dat dit afscheid als Bonds voorzitter voor mij niet het einde betekent van al mijn contacten met de film- en bioscoopwereld en al diegenen die uit welken hoofde ook met deze wereld relaties onderhou den. Dit is een boeiende wereld met een medium dat tot de verbeelding spreekt, een wereld die constant in beweging is en zal blijven. Ik hoop nog lang in uw midden te mogen vertoeven. Moge het u allen per soonlijk en in zaken goed gaan. De scheidende voorzitter wordt gecomplimen teerd door het erelid de heer CJ. Blad.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1982 | | pagina 12