zen, dat juist ook de ontwikkeling van die zelfde nieuwe media een po sitieve impuls kan hebben, niet al leen maar omdat daardoor nieuwe financiële bronnen in onze bedrijfs tak worden geleid, maar ook omdat er een invloed denkbaar is, zoals die van de televisie omstreeks 1960, die en dat is wetenschappelijk aange toond 2) het bioscoopbezoek van bepaalde groepen van de Nederland se bevolking heeft gestimuleerd. Zo is het ook heel goed mogelijk, dat de voortgaande groei van het audio visuele medium het publiek toch steeds meer gericht maakt op dit medium, waarvan wij tenslotte een onderdeel vormen. Ik denk, dat wanneer we de balans opmaken, deze zeker niet uitsluitend uit nega tieve posten bestaat. Dat neemt niet weg, dat ik mij ervan bewust ben, dat zowel de individuele leden, de individuele ondernemingen, maar ook onze organisatie een niet zo ge makkelijke tijd tegemoet gaan. Ik vertrouw er dan ook op, dat mijn mede-hoofdbestuursleden, de ande re Bondsbestuurders en de functio narissen van het Bondsbureau hun uiterste krachten zullen inspannen om ons gezamenlijk door deze moeilijkheden heen te helpen. Tenslotte wil ik nog zeggen, dat ik er dankbaar voor ben dat mijn va der deze dag kan meemaken. De Bondsraad benoemde, op voor dracht van het Hoofdbestuur, de heer J. Nijland tot erelid van de Ne derlandse Bioscoopbond als erken ning van zijn uitzonderlijke dien sten de Bond gedurende een lange reeks van jaren bewezen in tal van functies, en wel in het bijzonder zijn functie van Bondsvoorzitter en tal van bestuurslidmaatschappen in en buiten de organisatie. De voor zitter Drs. J.Ph. Wolff wenst de heer Nijland in een korte toespraak geluk met deze benoeming. De heer Nijland bedankte de verga dering voor deze titel met onder staande toespraak: Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Ik ben de Bondsraad bijzonder er kentelijk voor het besluit mij tot erelid van de Nederlandse Bioscoop bond te benoemen. Het is voor mij 4 met recht een eer thans te behoren tot die selecte groep van degenen die als zodanig al waren benoemd. Er is voor mij wel een groot ver schil: in mijn functie van Bonds voorzitter heb ik zelf een actieve taak vervuld bij de benoeming van ereleden, dit keer is mijn rol zuiver passief. Het is het begin van een voor mij geheel nieuwe situatie: aan de ene kant heb ik het bevrijdende gevoel niet meer een belangrijk stuk ver antwoordelijkheid te hoeven dragen voor alles en nog wat binnen deze organisatie, aan de andere kant is er ongetwijfeld het gemis van dingen die gedurende een lange periode een zeer voorname plaats in mijn leven hebben ingenomen. U hebt mij overigens ruimschoots de gelegen heid gegeven mij op deze nieuwe si tuatie voor te bereiden. Nu ik voor het moment van af scheid sta, moet ik erkennen, dat ik het enerverende maar altijd boeien de werk in de Bond en met name in het Hoofdbestuur zeer zal missen. Van een periode van bijna een kwart eeuw Hoofdbestuur, eerst als lid, later als penningmeester en ten slotte als voorzitter, maak je je niet zo maar los. Er is in deze tijd heel watveranderd. Toen ik mijn entree maakte in het Hoofdbestuur, werd het film- en bioscoopbedrijf na de hausse van de eerste naoorlogse jaren geconfron teerd met een voortdurend toene mende invloed van de televisie. De daling van het bioscoopbezoek die hiermede gepaard is gegaan, heeft ongeveer een tiental jaren geduurd. In de zeventiger jaren is de daling tot staan gekomen en is er sprake geweest van een lichte stijging. Ik heb de strijd tegen de vermake- lijkheidsbelasting meegemaakt, zo wel in de vorm van acties bij de paar honderd gemeenten die deze belasting hieven als in de vorm van een principiële strijd tegen deze be lasting. De introductie van de B.T.W. gaf ons een mogelijkheid om bij de regering te pleiten voor af schaffing van de gemeentelijke ver- makelijkheidsbelasting, met succes en bij voorrang voor het bioscoop bedrijf. Het overige openbare ver maak volgde tien jaar later. Het voordeel van de afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting is geleide lijk afgebrokkeld door de stijgingen van het B.T.W.-tarief, waardoor de verkregen ruimte in belangrijke ma te is opgesoupeerd. Ik heb de grote moeilijkheden rond de Nederlandse film meegemaakt en de kentering ook weer in de ze ventiger jaren. De nationale film is nu als element in de bioscooppro grammering moeilijk meer weg te denken, mede ook dank zij de ini tiatieven van Bondswege om te ge raken tot een steunfonds. De strijd van de organisatie tegen de discriminatie van de filmkeuring heeft uiteindelijk weer in de ze ventiger jaren - geresulteerd in de afschaffing van de filmkeuring voor volwassenen. De pogingen van de kant van justitie om de verkregen vrijheid in te dammen ten aanzien van zogenaamde pornografische films hebben wij een halt toegeroe pen door een juridisch gevecht tot in hoogste instantie. 1) Interview in het Financieel Dagblad, 7/9-8- 1982 (blz. 7). 2) J.Ph. Wolff, "Televisie en bioscoopbezoek. Kritisch commentaar op nieuwe en oude conclusies van het C.B.S." (Economisch-Sta- tistische Berichten, 16-12-1964). De Bondsdirecteur, de heer J.Th. van Taalingen, leest de tekst voor van de oorkonde behorend bij het erelidmaatschap van de heer J. Nijland.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1982 | | pagina 6