Tijdens een receptie aansluitend aan de vergadering van de Bondsraad werd de scheidende voorzitter van de Nederlandse Bioscoopbond, de heer J. Nijland, onderscheiden met de Zilveren Roos. De nieuwe voorzitter Drs. J.Ph. Wolff reikte deze onderscheiding namens het Hoofdbestuur uit en sprak daarbij de volgende woorden: Mijnheer Nijland, Het film- en bioscoopbedrijf is een heel eigenaardige bedrijfstak, waar van de organisatie het midden houdt tussen een gewone bond van ondernemingen en iets dat met kunst te maken heeft; dat is altijd een heel moeilijk terrein. Je ziet het al in het feit, dat zowel de overheid als ook bijna alle media veel meer aandacht hebben voor onze bedrij ven dan het geval zou zijn als de omzetten de enige maatstaf zouden vormen. Dat betekent ook, dat wanneer men dergelijke bedrijven, en zeker een bedrijfsorganisatie wil besturen, een heel bijzonder type mens nodig is. Het is niet mogelijk om een organisatie als de Neder landse Bioscoopbond te besturen met uitsluitend managers of mensen die vooral managers zijn. Het zou ook helemaal niet goed zijn als men het zou proberen met wereldvreem de kunstminnaars. Het moet iets daar tussen in zijn en dat is speci men dat heel moeilijk te vinden is. Wij, dat wil zeggen het Hoofdbe stuur, zijn van mening dat U aan deze eis in hoge mate hebt voldaan. Aan de ene kant Uw zakelijke in slag en organisatiezin, aan de ande re kant Uw zeer grote belangstelling voor film als kunstuiting hebben U bij uitstek de geschikte man gemaakt om deze organisatie te leiden, het geen U de laatste tien jaar als Voor zitter hebt gedaan. Wij hebben zojuist een vergadering van de Bondsraad gehad. U hebt daarbij het erelidmaatschap gekre gen; dat was naar mijn mening wel het minste dat de Nederlandse Bio scoopbond heeft kunnen doen voor dit werk, maar het gaat nu toch om nog iets anders. Het erelidmaat schap heeft betrekking op Uw or ganisatorische functies in onze be drijfstak. U bent van het begin af aan eigenlijk, dat wil zeggen al na de oorlog, ook op een ander terrein bezig geweest en ik noem even een commissie, die waarschijnlijk voor de meesten niet bekend is, de Cultu rele Adviescommissie, die na de oorlog in het leven is geroepen om de korte film een kans te geven. Om het vertonen van korte films moge lijk te maken, zodat ze niet voor de plank werden gemaakt, maar ook voor het projectiescherm. Daaraan hebt U van het begin af aan deelge nomen. Ook aan het Bestuur van het Filminstituut. Dat zijn eigenlijk meer zaken, die in het verleden lig gen. Ik wil nu spreken over een aan tal dingen, die in de huidige tijd lig gen, en ik wil vast zeggen dat ik bij zonder verheugd ben, dat U bereid bent om nog enkele zeer belangrijke functies te blijven bekleden. U zegt altijd: "nog eventjes", maar ik hoop dat dat eventjes nog even eventjes zal zijn. Dat zijn in wille keurige volgorde Cinetone en het Productiefonds. Niemand weet pre cies wat de toekomst van grote stu dio's zal zijn, maar ik wil toch zeg gen, ongeacht de uitkomst, wat U voor Cinetone hebt gedaan is boven alle lof verheven. Dit is zo, al zou het alleen maar zijn omdat in de pe riode na het defungeren van het management, U behalve het voorzit terschap de facto ook nog de dage lijkse leiding op zich hebt genomen in een bijna volledige werkweek, al leen zonder de daarbij behorende honorering. Dat is geweldig; dit is niet alleen het vervullen van een be stuursfunctie. Dat het er nog is, dat het nog werkt, dat is voor een heel groot deel aan U te danken! Ook Uw werk in het Productiefonds heeft onze zeer grote waardering. In het Productiefonds gaat het niet al leen om het beoordelen van scripts en begrotingen, hoewel dat natuur lijk uiteindelijk de essentie is, maar het gaat ook om het voeren van cul tuurbeleid ten aanzien van film. Dat is toch voor een belangrijk deel ge centraliseerd in het werk van het Productiefonds. U bent daarbij de brug geweest tussen het Productie fonds, de Rijksoverheid en het Hoofdbestuur van de Nederlandse Bioscoopbond; U hebt dat altijd op zeer goede wijze gedaan. Wij zijn dan ook bijzonder blij, dat U laatst genoemde twee functies nog een tijd wilt blijven vervullen. Ik zou niet eens weten, als U daartoe niet bereid zoudt zijn, hoe we dan ver der zouden moeten. Alles bij elkaar genomen heeft het Hoofdbestuur dit geheel van verdiensten op film- cultureel gebied zo groot geacht, dat het besloten heeft U de Zilveren Roos toe te kennen, de hoogste on derscheiding die wij iemand op dit gebied kunnen geven. Applaus 7

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1982 | | pagina 9