OVERWEGENDE TEN AANZIEN VAN HET RECHT: ARBITRAAL VONNIS gewezen door de Commissie van Arbi trage, als bedoeld in artikel 24 CA.O. voor het bioscoopbedrijf inzake een geschil tussen: werkgever, eiseres contra werknemers, gedaagden OVERWEGENDE TEN AANZIEN VAN DE FEITEN: Bij brief van 17 december 1982 heeft eiseres een geschil aanhangig gemaakt, waarbij zij van de Arbitragecommissie een verklaring voor recht vraagt, inhoudende dat eiseres als werkgeefster aan gedaagden als werknemers de verplichting tot het dragen van uniforme kleding in haar the ater kan opleggen. Zij doet hierbij een be roep op artikel 21 van de Collectieve Ar beidsovereenkomst voor het Bioscoopbe drijf, hierna te noemen CA.O. Gedaagden hebben zich verweerd. Hun verweermiddelen zijn omschreven in de brief van hun raadsman van 26 januari 1983. Vervolgens hebben partijen ter zitting van 16 februari 1983 hun standpunten toege licht. Tussen partijen staat vast dat de arbeids overeenkomst niet schriftelijk is aange gaan en dat aan gedaagden geen exem plaar van de CA.O. ter beschikking is ge steld. Dit neemt niet weg dat de CA.O. van toepassing is op grond van artikel 1 derC.A.0. Gedaagden hebben dit bij monde van hun raadsman ter zitting ook bevestigd. De be voegdheid van de Arbitragecommissie is eveneens tussen partijen in confesso. Het beroep van gedaagden op de over gangsbepaling van artikel 28 CA.O. faalt aangezien dit artikel niet op een geval als het onderhavige doelt, terwijl evenmin is aangevoerd of is komen vast te staan dat bij indiensttreding uitdrukkelijk is over eengekomen dat aan gedaagden het dra- 16 gen van uniforme kleding niet zou kun nen worden opgelegd. Naar het oordeel van arbiters dient uit de tekst van en het opschrift boven artikel 21 CA.O. te worden afgeleid dat de werkgever de verplichting tot het dragen van uniforme kleding kan opleggen. De stelling van gedaagden dat artikel 21 de nadruk legt op het kosteloos ter be schikking stellen van uniforme kleding en dat dit artikel geen regeling treft met be trekking tot het verplicht dragen van uni forme kleding, wordt door arbiters niet onderschreven. In de eerste plaats duiden de woorden 'de door de werkgever voor geschreven.... (onderstreping van arbiters) er op dat de werkgever een desbetreffend voorschrift kan geven doch voorts is de bepaling ten aanzien van het kosteloos zijn van deze kleding niet verklaarbaar in dien deze kleding niet kan worden voor geschreven. Het argument van gedaagden dat zij bij het dragen van eigen kleding 'een stukje individualiteit naar voren kunnen bren gen' en, zo begrijpen arbiters, dit 'stukje individualiteit' bij het dragen van unifor me kleding zouden verliezen, wordt door arbiters zo dit argument al juist zou zijn niet van doorslaggevende betekenis geacht. Wel relevant achten zij het ver weer dat gedaagden, omdat zij bij in diensttreding door omstandigheden geen exemplaar van de CA.O. hebben gekre gen, toen niet hebben kunnen weten dat eventueel het dragen van uniforme kle ding verlangd zou kunnen worden. Wan neer in zulk een geval de werkgever het nodig oordeelt later het gebruik van uni forme kleding voor te schrijven, dan dient tijdig overleg met de betrokken werkne mers plaats te vinden over de aard van de kleding, de bedoeling en het tijdstip van invoering van het voorschrift. In het on derhavige geval is niet gebleken dat dit overleg, voldoende aan redelijk daaraan te stellen eisen, heeft plaats gevonden. De commissie concludeert derhalve dat eise res ten principale wel gelijk heeft voor wat betreft de betekenis van artikel 21 van de CA.O. maar deze op onjuiste wijze heeft toegepast. De arbitragekosten van de commissie zul len met het oog hierop tot een bedrag van f ten laste van eiseres moeten komen. De eventuele arbitragekosten aan de zijde van partijen blijven voor eigen rekening. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: STELT VAST dat het eiseres op grond van artikel 21 van de CA.O. voor het Bioscoopbedrijf is toegestaan het dragen van uniforme kleding voor te schrijven; BEPAALT dat wanneer de hantering van dit artikel niet reeds bij in diensttreding bekend of althans te verwachten is, tijdig overleg met de betrokken werknemers be hoort plaats te vinden, welke overleg ten minste dient te omvatten een verklaring van het doel van het dragen van uniforme kleding, de aard van de kleding en het ge wenst tijdstip van ingang; BEPAALT dat partijen hun kosten voor deze arbitrage voor eigen rekening dienen te nemen; VEROORDEELT eiseres tot betaling van f aan arbitragekosten. Aldus gewezen te Amsterdam op 28 maart 1983 De Commissie van Arbitrage w.g. Mr. H.C Bitter, Voorzitter w.g. L.J.M. Geels, lid w.g. L. de Waal, lid De Secretaris der Commissie w.g. L. Claassen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1983 | | pagina 18