JAARVERGADERING VAN DE BONDSRAAD Rede van de Bondsvoorzitter, Drs. J.Ph. Wolff, ter opening van de jaar lijkse vergadering van de Bondsraad op 15 juni 1983. Dames en Heren, Hartelijk welkom op deze jaarlijkse vergadering van de Bondsraad. Ik begroet hier speciaal onze ereleden de heren P.J.N.R. Ooms en P. Sil- vius. Een bijzonder woord van welkom voor twee nieuwe leden van ons col lege. In de eerste plaats de heer P. Nieuwendijk die is gekozen tot be stuurslid van de Afdeling Bioscoop exploitanten en in de tweede plaats de heer P.W.A. de Man die al lange re tijd deel uitmaakt van zijn afde lingsbestuur. Vanzelfsprekend bete kent het optreden van nieuwe leden het vertrek van oude. Ik zou willen beginnen met de heer W.C. Wert- wijn te bedanken voor al het werk dat hij onder meer gedaan heeft als lid van de Sociale Commissie. Ver volgens onze heer G.F. de Clerck die vandaag ook voor het laatst deel uitmaakt van de Bondsraad. De heer De Clerck is 11 jaar lid geweest van het Hoofdbestuur en als zoda nig ook van de Bondsraad. In de laatste jaren als voorzitter van de afdeling zoals die nu functioneert, daarvoor ook van de Afdeling Filmproduktie d.w.z. inclusief de speelfilmproducenten. Dat is voorwaar geen gemakkelijke taak geweest. De heer De Clerck is er bijzonder goed in geslaagd om zijn afdeling als éénmansdelegatie binnen het Hoofdbestuur te repre senteren. Namens de Bondsraad wil ik U hartelijk danken voor het vele werk dat U in de organisatie hebt verricht. In deze rede bij de opening van onze jaarvergadering wil ik aan dacht geven aan enige actuele pro blemen, en een voorzichtige blik in de naaste toekomst werpen. Film en bioscoop temidden van een veranderende media-wereld Terwijl er al sinds jaren kan worden gesproken van een zeker evenwicht tussen televisie en bioscopen, is het vooral in 1982 duidelijk geworden, dat er een ontwikkeling is in de richting van een veel meer gediffe rentieerd aanbod van mogelijkhe den, om op een beelddrager vastge legde speelfilms te vertonen. Uiter aard was het al vóór 1982 bekend, dat de video-handel een belangrijke rol zou gaan spelen, en dat satelliet televisie en betaal-televisie in diver se vormen, en al dan niet op com merciële leest geschoeid, invloed zullen hebben op het Nederlandse omroepbestel. Men kan echter zeg gen, dat de mogelijke consequenties van deze ontwikkeling in het afge lopen jaar veel duidelijker zijn ge worden, en dat de al dan niet open bare discussies hierover in 1982 goed op gang zijn gekomen. Hoewel het duidelijk is, dat video in een aantal opzichten een concurren tie voor de bioscoop betekent, is het van belang, te onderkennen, dat het kijken naar video-banden welis waar ten koste kan gaan van bio scoopbezoek, maar dat het in de eerste plaats het kijken naar televi sie-uitzendingen is, dat voor video wordt opgeofferd. Hoewel exacte gegevens over de omzet van video banden-verhuur,mede door de ille gale transacties, niet beschikbaar zijn, is er voldoende over bekend om de conclusie te wettigen, dat de met deze verhuur behaalde omzet slechts in beperkte mate ten koste is gegaan van bioscoopbezoek. Wel zijn er bepaalde voorstellingen, resp. genres van films, die meer dan evenredig concurrentie ondervinden van dit nieuwe medium. Aan de intensieve bemoeienis van de Bond met de Bestrijding van de illegale handel in video-banden is in het Jaarverslag uiteraard aandacht besteed. Het lijkt zinvol, op deze plaats alleen iets toe te voegen over de motieven die aan deze bemoeie nis ten grondslag liggen. De bestrij ding van video-piraterij is nodig: om redenen van morele en juridi sche aard, omdat diefstal dient te worden bestreden; - om redenen van culturele en eco nomische aard, omdat de aan produkties bestede bedragen via de diverse omzetmogelijkheden uiteindelijk weer bij de produktie terug moeten komen. Indien een belangrijk deel van deze omzet door diefstal aan de produktie zou worden onthouden, zou de produktie op het huidige peil, laat staan op een hoger, niet meer mogelijk zijn. Dit zou welis waar tevens een slag zijn voor de piraten, maar deze zou gepaard gaan met een sterke verarming van nieuwe produkties. Video- piraterij-bestrijding betekent dus niet alleen strijd tegen oneerlijke concurrentie op korte termijn, maar ook en vooral strijd voor het behoud van produktiemoge- lijkheden op de lange termijn. Zoals gezegd, gaat het bij het berei ken van een nieuw evenwicht van de bioscoop temidden van de andere media niet alleen om de ver huur van video, maar ook om diver se mogelijke vormen van betaal-tele visie. Het is opmerkelijk, dat in rap porten en in het openbaar gedane uitingen van verschillende zijde met een zekere naïveteit wordt uitge gaan van het opnemen van speel films als verreweg het grootste on derdeel (bijv. 70 procent) van de uit te zenden programma's. Het is het standpunt van het Hoofdbestuur, dat de Bioscoopbond veel meer dan 1

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1983 | | pagina 3