Toespraak door de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, mr. drs. L.C. Brinkman bij de opening van de Nederlandse Filmdagen in Utrecht Dames en heren, Een van de aardige kanten van de Nederlandse Filmdagen is dat zij zo wel een terugblik geven op defilm- produktie van het afgelopen jaar als de start vormen van een nieuw film- seizoen. In die geest wil ik met u een korte balans opmaken en een blik op de toekomst werpen. Met de openingsfilm van vanavond zijn we al toe aan de vijfde première van een Nederlandse film in deze maand. Ik constateer hierbij met veel genoegen dat er ook een aantal films bij is die met steun van de WVC-pot voor kunstzinnige films tot stand zijn gekomen. Hiermee wordt nogmaals het succes onder streept van het besluit filmmakers in de gelegenheid te stellen ook lange films te realiseren uit dit bud get. In de afgelopen periode is een aan tal belangwekkende nota's versche nen die de filmsector betreffen dan wel rechtstreeks raken. Ik noem de nota van het Nederlands Filmfront en de nota van de Nederlandse Bio scoopbond. Mijn eigen aandeel in de plannen makerij zijn de beleidsvoornemens die ik bij de opening van het Film festival in Rotterdam heb aange kondigd en mijn voorstellen in de Medianota. In het mediageweld rond deze nota is het kennelijk niet zo opgevallen maar voor de goede verstaanders hier wil ik nog eens be nadrukken dat ik ten behoeve van de Nederlandse filmproduktie twee miljoen wil vrijmaken voor 1984, een bedrag dat tot 4 miljoen in 1986 zal oplopen. Dat betekent dus een extra impuls van 9 miljoen, om dat ik het van het allergrootste be lang acht dat aandacht geschonken wordt aan produkten van Neder landse oorsprong. Bovendien ga ik er op aandringen dat bij het bestuderen van de moge- lijkheid van een regeling voor hef fing op de verkoop van beeld en ge luidsdragers een eventuele bestem ming van de opbrengst voor fondsen ten behoeve van nieuwe filmpro- dukties onder ogen wordt gezien. Ik weet niet tegen wie of waartegen de frontvorming van het Nederland se Filmfront zich richt, maar in ie der geval bevind ik me wel aan hun zijde. Helaas zijn de omstandighe den waaronder de ingediende voor stellen gerealiseerd moeten worden wel zeer ongunstig. Het voorstel om de BTW op bioscoopkaartjes te ver lagen, heeft mij, zoals ik ook in Rotterdam gezegd heb, aangespro ken, maar uit het overleg met Fi nanciën is inmiddels gebleken dat deze gedachte niet erg past in het beleid van het kabinet dat juist op termijn een verschuiving van directe naar indirecte belastingen wil be werkstelligen. Verder heb ik gelezen dat u van een Filmwet veel heil verwacht. Ik neem de vrijheid om hier een paar vraagtekens bij te zetten. Nog afge zien van het feit dat dit kabinet met het streven naar deregulering niet zo'n voorstander is van dit type wetgeving, lijkt een wettelijk kader voor de filmsector mij niet zo wen selijk, omdat het een illusie zou zijn te verwachten dat zo'n wet veel meer zou bieden dan formele en or ganisatorische normen. En wat schiet de filmwereld daar mee op? Het lijkt mij een lege huls, een fraaie lakzegel op een brief, niet veel meer. Ik zoek de systematiek veel liever in de voorwaardeschep- pende sfeer. Aandacht, geld en be stuurlijke afspraken lijken mij effec tiever dan een enorme papierpro- duktie het tot stand brengen van een wet neemt immers vaak zo'n tien jaar in beslag en vaak kun je er toch nog te weinig aanspraak aan ontlenen—. We moeten ons dus ernstig afvragen of doelstellingen niet op eenvoudi ger wijze te bereiken zijn. Het voorstel om de exportinspan ningen te vergroten, spreekt mij zeer aan. Ik zal zeker bezien op welke wijze op dit pad verder kan worden gegaan. In de diverse nota's is de bedrijfs matige en economische kant van het filmbedrijf onder de loep ge nomen. Ik denk terecht. Mijn mede werkers bekijken met het Minis terie van Economische Zaken of, en zo ja, op welke wijze, tot een geza menlijke krachtinspanning kan wor den gekomen. Vooral de ondersteu ning van het filmfaci!itair bedrijf vraagt in dit opzicht aandacht. Dit alles is echter nog papieren pa pier omzetten in werkelijkheid vergt tijd. U heeft er nog meer be lang bij van mij te horen wat op korte termijn gerealiseerd gaat wor den. In de eerste plaats verwacht ik bin- Minister Brinkman tijdens het uitspreken van zijn openingstoespraak

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1983 | | pagina 3