SPEELFILM EN BIOSCOOP
TEMIDDEN VAN ANDERE MEDIA.
EEN JAAROVERZICHT*
door drs. J.Ph. Wolff
In de afgelopen twee jaar is onze
bedrijfstak met grote problemen
geconfronteerd geweest. In moeilij
ke tijden komen vaak de beste
eigenschappen tot uiting. Zowel in
vele ondernemingen, als in de be
drijfstaksorganisatie zijn een
buitengewone energie, elasticiteit,
vindingrijkheid en moreel getoond.
Veelal wordt succes van een onder
neming zonder meer toegeschreven
aan de kwaliteit van het manage
ment. In succesvolle bedrijfstakken
zit evenwel ook inadequaat manage
ment verscholen. Anderzijds is de
situatie, waarin onder moeilijke om
standigheden een positie te verdedi
gen is, en tegelijkertijd nieuwe
wegen moeten worden ingeslagen,
een belangrijke test voor de leiding
van een onderneming of organisatie.
Bioscoopfilm en bioscopen
temidden van andere vrijetijds
bestedingen
Het ligt enigszins voor de hand en
het is gemakkelijk, een verminde
ring van omzet toe te schrijven aan
de opkomst van direkt concurreren
de media. Zeker is hiermee één van
de oorzaken aangegeven. Het zou
echter onjuist zijn, de omzetproble-
men grotendeels toe te schrijven
aan met name video. Daarvoor is de
stijging van de video-omzetten, die
veel geringer is dan op grond van de
verkoopcijfers van video-récorders
zou kunnen worden verwacht, veel
te klein.1' Ook zijn er andere
bedrijfstakken, zoals bijv. die van
de speelautomaten, die van dit
medium een veel minder direkte
concurrentie ondervinden, en die
omzetdalingen van eenzelfde orde
te zien hebben gegeven.2'
Op het gebied van de media is er
een sterke ontwikkeling, waarvan
het eind nog niet is te zien. Ener
zijds moet de Nederlandse Bio
scoopbond in dat kader, tezamen
met zusterorganisaties in het
buitenland, streven naar een positie
van bioscoopfilm en bioscoop te
midden van andere media, die zo
min mogelijk door oneerlijke con
currentie wordt benadeeld. Ander
zijds moet worden onderkend, dat
deze positie een andere zal zijn dan
die in het verleden. Geen insider
twijfelt er aan, dat de bioscopen en
hun leveranciers een essentiële
plaats zullen blijven innemen
temidden van de andere media,
maar deze plaats zal er een zijn
binnen een nieuw, nog niet bereikt
evenwicht.
Enige aspecten van dat nieuwe
evenwicht beginnen zich al af te
tekenen. Was de bioscoop vroeger
vermaak nummer één voor de grote
massa, thans blijkt met name bij de
mensen met hogere opleidingen
frequent bioscoopbezoek voor te
komen.3' Dit wijst er op, dat film,
zoals dat vroeger ook met andere
kunstvormen het geval is geweest,
enigszins elitair wordt. Gelukkig
echter bewijzen daarnaast de
successen van een aantal populaire
films, waaronder ook Nederlandse,
dat hetgeen volgens Ter Braak in
1939 nog niet het geval was, ook in
1985 niet zo is, namelijk dat 'film
niet de lijdensweg heeft gekozen,
die onvermijdelijk van de massa ver
vreemden moet'.4'
Zoals gezegd, gaat het bij de positie
van de bioscoop niet alleen om de
effecten van de andere media, maar
ook om iets anders, namelijk veran
derende wijzen van vrijetijdsbeste
ding. Hier moet enerzijds worden
onderkend, dat de bioscoop, niet
alleen, maar tezamen met de andere
media, terrein heeft verloren aan
geheel andere wijzen van vrijetijds
besteding. Anderzijds bestaan hier
juist mogelijkheden, nieuwe groepe
ringen te interesseren. Duidelijk
moge zijn, dat er andere maatrege
len nodig zijn om frequente bezoe
kers nog vaker te laten gaan, dan
om de belangstelling te wekken van
mensen die zelden of nooit naarde
bioscoop gaan. Terwijl het bij het
eerstgenoemde vooral kan gaan om
prijsbeleid, waarvoor op basis van
betrekkelijk eenvoudig onderzoek
en door experimenten de nodige
kennis te verkrijgen is, moet bij het
laatstgenoemde eerst bekend zijn,
wat de potentiële bezoekers
wensen, resp. wat hen thans van
bezoek weerhoudt. Men kan
immers niet op grond van ervarin
gen met het tegenwoordige bio
scooppubliek conclusies trekken
over de voorkeuren van hen, die
daartoe niet behoren.
Het is hier, dat onderzoek in het
kader van de NEHEM-activiteiten
de voor het nemen van passende
maatregelen noodzakelijke kennis
moet brengen. Het Bondsbestuur
heeft ten aanzien van deze onder
zoekingen, die thans in een aantal
project-commissies worden voorbe
reid, de verwachting, dat zij de basis
zullen vormen voor nieuwe beleids-
activiteiten.
De essentiële betekenis van
de bioscoop voor de filmproduktie
In het voorafgaande is gezegd, dat
de bioscopen en hun leveranciers
een essentiële plaats temidden van
de media zullen blijven innemen.
Dat dit zo zal zijn, is niet alleen
goed voor de bioscopen, maar ook
voor de andere audio-visuele media.
Enige maanden geleden is een door
de Bondsdirekteur geschreven nota
uitgebracht, getiteld 'De bioscoop
als onmisbaar element in de ontwik
keling op audiovisueel gebied'. Deze
nota, die is opgesteld op verzoek
van het Ministerie van Economische
Zaken, bevat een aantal uiterst be
langrijke constateringen. De essen
tie van de nota is, dat de inkomsten
die aan de filmproductie toevloeien,
ondanks de opbrengsten uit exploi
tatie van andere media, voor het
overgrote deel afkomstig zijn van de
bioscoopexploitatie, namelijk in de
meeste Westeuropese landen voor
ca. 80%, en in de Verenigde Staten,
waar de andere media reeds tot
ontplooiing zijn gekomen, voor ca.
60%. De belangrijkste conclusie-is
dan ook, dat er zonder de inkom
sten uit bioscopen zelf bij een maxi
male ontwikkeling van de andere