nis voor de bioscopen, voor die media wel
degelijk interessant zijn. Er zijn juist op
dit terrein reële exportkansen.
Export is primair een aangelegenheid van de
individuele filmproduktiemaatschappijen,
die hierbij uiteraard gebruik kunnen maken
van agenten. De internationale praktijk heeft
uitgewezen, dat een collectieve activiteit in
de vorm van exportpromotie een stimule
rend effect heeft op de verkoop in het bui
tenland. Overwegingen van culturele aard en
prestige-overwegingen zijn hierbij mede in
het geding. Er zijn in verschillende Europese
landen instellingen die promotie maken voor
de nationale film, vooral door een presenta
tie op filmmarkten, door informatieverstrek
king aan filmbedrijfsleven en pers en door
advertenties. De hierbij betrokken functio
narissen zorgen voor het contact tussen
producenten en potentiële kopers en hebben
soms ook een mandaat om te onderhandelen
over verkoop.
In Nederland is een eerste exportactiviteit
van collectieve aard ontplooid in 1972, toen
in samenwerking van Bioscoopbond, C.R.M.
en R.V.D. een Nederlandse stand van beschei
den aard werd ingericht op de filmmarkt
tijdens de Berlinale.
Een volgende stap was de deelneming door
middel van een stand in 1973 aan de Marché
du Film tijdens het filmfestival van Cannes.
Samenwerkende partners waren ditmaal
Bioscoopbond, R.V.D. en Cinecentrum. De
medewerking van de R.V.D. is een uitvloei
sel van de verkoopactiviteiten van deze
dienst ten behoeve van de door C.R.M, ge
subsidieerde korte en kunstzinnige films.
Deze activiteit betreft ook de export.
Sinds 1973 heeft de Nederlandse film zich
steeds op de filmmarkt van Cannes gepresen
teerd, met dien verstande, dat na korte tijd
Cinecentrum niet meer bij de organisatie van
de Nederlandse stand was betrokken. De
financiering was nadien eerst geheel afkom
stig van Bioscoopbond en R.V.D. In 1976
gaf ook het Productiefonds voor Nederland
se Films een bijdrage, die sindsdien is gecon
tinueerd, rekening houdende met nood
zakelijk geworden kostenontwikkelingen.
In 1977 liet het Productiefonds op zijn
kosten bovendien, kleurenfolders vervaardi
gen betreffende nieuw uit te brengen speel
films, ongeacht of deze films met steun van
het Productiefonds tot stand waren geko
men. Ook deze activiteit heeft het Productie
fonds voortgezet.
In 1982 nam het Ministerie van W.V.C, het
initiatief tot een meer gecoördineerde
aanpak van de filmexportpromotie, hetgeen
in 1983 leidde tot de vorming van de Werk
groep Filmmarkten en Filmfestivals. Deze
werkgroep heeft sindsdien het beleid bepaald
ten aanzien van een collectieve promotie
activiteit ten behoeve van de Nederlandse
film, met name in het kader van filmmarkten
en -festivals. Zij die deze activiteit financieel
mogelijk maken, te weten het Ministerie van
W.V.C. (Afdelingen Film en Internationale
Betrekkingen), het Productiefonds voor Ne
derlandse Films, de E.V.D. (Exportbevorde-
rings- en Voorlichtingsdienst van het Ministe
rie van Economische Zaken), de R.V.D., het
Ministerie van Buitenlandse Zaken en de
afdeling Speelfilmproducenten van de Neder
landse Bisocoopbond, zijn in de werkgroep
vertegenwoordigd. Verder hebben in deze
werkgroep zitting representanten van het
Fonds voor de Nederlandse Film, het
Genootschap van Nederlandse Speelfilmma
kers, de Nederlandse Beroepsvereniging van
Film- en TV-makers en de N.O.S.
Door deze opzet is het mogelijk geworden
de promotie-activiteiten die sinds het begin
van de zeventiger jaren zijn ontwikkeld, te
intensiveren. Hierbij deed zich al spoedig de
behoefte gevoelen te beschikken over een ap
paraat dat zich geheel met deze exportpro
motie kon bezighouden. Tot eind 1985 werd
het werk gedaan door enkele personen naast
hun eigenlijke functie. Door de sterk toege
nomen activiteit is voor deze taak, voorwaar
met bijzonder grote animo door de betrok
kenen verricht, een permanent functione
rend bureau een eerste vereiste.
De werkgroep heeft ingaande 1 januari 1986
een bureau ingesteld dat onder de naam Hol
land Film Promotion als permanent orgaan
de promotie-activiteiten waartoe door de
11