HET BIOSCOOPBEDRIJF
ALS WETENSCHAP
3 000 Duitse bioscopen in een slechte toe
stand, en zijn outillage en service in de an
dere 90 procent gemiddeld goed. Ondanks
deze omstandigheid en de evidentie, dat ook
in Duitsland veranderingen in vrije tijds-be-
steding, verminderde koopkracht bij een deel
van de jeugd, en concurrentie van andere
media tot vermindering van bioscoopbezoek
hebben geleid, blijven veel kranten er op
hameren, dat de Duitse bioscoopexploitan
ten hun problemen aan zich zelf te wijten
hebben, namelijk aan een gebrek aan service
en de slechte toestand van hun theaters. Het
moge duidelijk zijn, dat een dergelijke on
juiste voorlichting aan het publiek op zich
zelf weer een oorzaak van achteruitgang van
het bezoek kan vormen.
Na klachten hierover tijdens de laatste
U.N.I.C.-vergaderingen in Cannes, was er in
Sevilla simultaan-vertaling in Frans en
Engels. Mede door het ontbreken van de
Amerikaanse organisatie wordt de U.N.I.C.
tot nu toe overheerst door Frankrijk, Italië
en Spanje, en het is de niet te stuiten passie
van de romaanse volken voor lange reeksen
van mooi uitgesproken woorden, die een
vruchtbare gedachtenwisseling op dergelijke
vergaderingen bemoeilijkt. De technische
verzorging er van is dan ook zeer belangrijk.
drs. J.Ph. Wolf f
Drs.G.J.Kemme(l)
Samenvatting:
Naar aanleiding van een studiebijeenkomst
van de Vereniging voor Studie en Onder
zoek van Massacommunicatie brengt Drs.
G.J.Kemme de stijgende belangstelling van
de wetenschappelijke wereld voor de eco
nomie van de audiovisuele media onder de
aandacht. In dit beschouwende verslag wordt
ingegaan op de toenemende betekenis van de
film in een meer economisch georiënteerd
mediabeleid.
De aandacht voor nationaal pers- en omroep
beleid verschuift zich in de richting van de
problematiek van de internationaal georiën
teerde audiovisuele produktie en distributie.
De herstructurering van de bedrijfstak die
door de NEHEM wordt voorbereid, wordt
geplaatst in het kader van de zich ontwik
kelende opties binnen het Nederlandse en
Europese mediabeleid.
'Toekomst voor de bioscoop'
Onder deze titel belegde de Vereniging voor
Studie en Onderzoek van Massacommuni
catie op 24 januari j.1. een discussiebijeen
komst in het Filmmuseum te Amsterdam.
De discussies werden voorafgegaan door
korte inleidingen van Mr.K.J.Farwerck en
Drs. P.B.Leurink (NEHEM), Drs.J.Ph.Wolff
(voorzitter N.B.B.), Drs.J.Bruinstroop
(Cannon Nederland) en P.Lem (Cloeck en
Moedigh).
In media-economische zin vormde de inlei
ding van de N.B.B.-Voorzitter over het
spanningsveld tussen produktie, distributie
en vertoning het pièce de resistance van de
bijeenkomst. De knelpunten die zich thans
voordoen in het bioscoopbedrijf, zoals nader
toegelicht door de NEHEM-vertegenwoordi-
gers, komen grotendeels uit dit spannings
veld voort. De inleidingen over concernvor
ming en de rol van het voorprogramma door
resp. de Cannon- en de Cloeck en Moedigh-