COMMENTAAR OP REACTIES OP DE NOTA
'FILM EN PUBLIEK'
elkaar. In dit hachelijke spel wil de Raad zich
niet mengen. Wel wil hij ten aanzien van de
filmbegroting het volgende opmerken. Ruim
17 miljoen van de kunstenbegroting is gere
serveerd voor film. Daarvan gaat 73% naar
de produktiekant en dat is ook meer dan
nodig. Film en publiek toont echter aan dat
juist de distributie in bioscoop en filmhuis on
dersteuning behoeft. De Raad kan zich dan
ook voorstellen dat er extra gelden beschik
baar komen voor het verbeteren van de verto
ningscondities van de Nederlandse film'
Wie over tien jaar eenzelfde onderzoek doet
als de Utrechtse sociologen van Film en
publiek, zal tot de conclusie komen dat de
neergang van het bioscoopbedrijf zich heeft
voortgezet. Het mag niet uitgesloten worden
geacht dat door een verbeterde videodistri
butie van de kunstzinnige film ook het hoger
opgeleide filmpubliek uit de bioscopen weg
blijft. Wie over tien jaar zijn televisietoestel
aanzet zal dankzij een verfijnd net van kabels
en satellieten voor het merendeel buiten
landse programma's aantreffen. De films en
andere audio-visuele programma's die wor
den aangeboden zullen veelal uitingen zijn
van andere culturen. De overheid heeft door
de jaren heen Nederlandse uitingen in bin
nen- en buitenland bevorderd en de speelfilm
is in tegenstelling tot het repertoire van to
neel- of muziekgezelschappen een bij uitstek
Nederlands produkt. De distributie via de
thuismedia is echter zo georganiseerd dat
door het achterblijven van de Nederlandse
soft-ware industrie buitenlandse cultuurin
dustrieën alle kansen krijgen de Nederlandse
te overspoelen. De zorg van de Raad geldt
dan ook niet alleen de Nederlandse speelfilm
maar daarmee ook het behoud van de natio
nale culturele identiteit.
Met een rapport als Film en publiek laat uw
Ministerie zich naar het oordeel van de Raad
glasheldere argumenten aanreiken voor een
slagvaardig beleid. In het licht van de alar
merende cijfers betreurt de Raad het des te
meer dat het niet mogelijk is geweest in deze
kabinetsperiode de kamer een beleidsnota
voor film aan te bieden.
Met de meeste hoogachting,
namens de Afdeling Film
mw. P. Terreehorst, voorzitter
Renske Heddema, secretaris
Dit advies wordt u aangeboden als een advies
van de Raad voor de Kunst.
H.J. Viersen, voorzitter
Yvonne van Baarle, algemeen secretaris
Een afschrift van dit advies zal ter inzage
liggen bij de afdeling Voorlichting en Do
cumentatie van de Raad voor de Kunst.
Voorts wordt mededeling gedaan van de
strekking van het advies in het Informatie
bulletin van de Raad.
De nota 'film en publiek' heeft terecht veel
reacties gekregen en dat is verheugend. Een
deel van die reacties heeft betrekking op
concrete aanbevelingen ten aanzien van het
overheidsbeleid. Het is uiteraard een taak
van de N.B.B., daarop commentaar te geven.
Sommige reacties hebben echter op hun beurt
aanleiding gegeven tot nieuwe mis
verstanden, hetgeen overigens natuurlijk niet
de bedoeling, en m.i. ook niet de schuld van
de schrijvers van de nota is. In dit artikel
wordt tevens een poging gedaan, die
misverstanden weg te nemen.
De aanbevelingen
Zoals blijkt uit de in dit nummer opgenomen
brief van de Raad voor de Kunst aan de
minister van W.V.C., is de Raad er in
12