FILMBELEID, EEN HOEKSTEEN
VAN HET MEDIABELEID
De huidige situatie van het
bioscoop- en filmbedrijf
Onlangs heeft de Nederlandse Bioscoop
bond zijn naam gewijzigd in Nederlandse
Bond van Bioscoop- en Filmondernemin-
gen. Hiermede heeft de Bond beklemtoond,
dat hij niet alleen de bioscopen vertegenwoor
digt, maar ook de distributeurs en producen
ten van films en andere beeld-en geluids
dragers, alsmede de facilitaire film- en av-
bedrijven. Het gaat dus om een integrale
organisatie. De betrokken ondernemingen
hebben in totaal ruim 10.000 werknemers en
een jaaromzet van ruim 1 miljard gulden (zie
ook W.R.R.-rapporten met betrekking tot
'Een samenhangend mediabeleid'). Het bio
scoopbedrijf sec vertegenwoordigt met circa
2.500 werknemers een omzet van alleen al
aan recettes van circa 160 miljoen gulden per
jaar (1985). Onze sector wordt gerekend tot
het zogenaamde culturele bedrijf, maar het
economisch belang ervan dient in de infor
matie-economie niet te worden onderschat.
Zoals wordt aangetoond, wordt 80% van de
opbrengsten van de nationale speelfilm ver
kregen uit bioscoopexploitatie. Zelfs bij ho
gere opbrengsten uit televisie- en video-ex
ploitatie en bij verdere terugdringing van de
videopiraterij blijft de bioscoop de belangrijk
ste bron van inkomsten.* Zoals bekend, ver
keert het bioscoopbedrijf in een moeilijke
positie. Enerzijds zal de bedrijfstak zélf de
nodige herstructureringen aanbrengen, an
derzijds is het onontbeerlijk, dat de overheid
de concurrentievervalsende elementen weg
neemt.
Voorts zij opgemerkt, dat de bioscoop in het
recreatiepatroon met circa 16 miljoen bezoe
kers (1985), ondanks alle problemen, een
zeer prominente positie inneemt.
De betekenis van het Nederlandse film- en
bioscoopbedrijf in het licht van de av-
ontwikkeling
De N.B.B, en zijn leden staan thans op een
kruispunt. Binnen de internationale markt
verhoudingen heeft Nederland een kleine
markt, die wordt gekenmerkt door omvang
rijke import en geringe export. Voor de fi
nanciering van de nationale speelfilm is het
bioscoopbedrijf, zoals gezegd, nog steeds de
belangrijkste pijler; circa 80% van de totale
opbrengsten wordt via het bioscoopbedrijf
door slechts 5% van het totale aantal kijkers
gegenereerd (rest televisie, video e.d.). Voor
de ontwikkeling van produktie, distributie en
export van de Nederlandse speelfilm is het
voortbestaan van een gezond bioscoopbedrijf
dus een absolute noodzaak. Doch het bio
scoopbedrijf is hiermede indirect ook van
essentieel belang voor de ontwikkeling op av-
gebied in het algemeen. De speelfilm, die
immers in hoge mate afhankelijk is van de
bioscoop, is tevens van grote betekenis voor
de omroepprogrammering en zelfs verreweg
het belangrijkste programma-onderdeel van
video-exploitatie en abonnee-televisie.
Om de positie van het bioscoopbedrijf te
versterken, heeft de Nederlandse Herstructu-
rerings Maatschappij op verzoek van de
N.B.B./F.N.V. een herstructureringsadvies
uitgebracht, dat heeft geleid tot onderzoe
kingen en daarop gebaseerde aanbevelingen,
waarvan de uitwerking thans in een finaal
stadium is.
Op audiovisueel gebied vindt thans een
stormachtige ontwikkeling plaats. In dit ka
der heeft ook de film- en av-industrie veel
aandacht nodig voor het vestigen van goede
bedrijfsstructuren, financiering en produktie-
verhoudingen. Een belangrijk initiatief op dat
terrein is het Cinetone-project van de N.B.B.,
dat erop gericht is om het gehele productie
proces van speelfilms in dit nationale facili
taire centrum te kunnen realiseren. Het as
pect van het behoud van de werkgelegenheid
en zelfs een uitbreiding daarvan, behoeft geen
nadere uitleg.
Knelpunten
a. Zowel in de nieuwe als de traditionele
sectoren (speelfilm) is een sterke verwe-
20
*Zie:
- J.Th. van Taalingen: 'De bioscoop als onmisbaar element
in de ontwikkeling op audiovisueel gebied' (N.B.B. 1985).
-Rapport 'Film en publiek'