INLEIDING In het tweede nummer van 'Film', hetwelk U in mei mocht ontvangen, ontbraken door om standigheden de reactie van de Raad voor de Kunst op het rapport 'Film en publiek' en het artikel van de heer Van Taalingen. Dit nieuwe tweede nummer is tevens uitge breid met de notitie die het Bondsbestuur heeft gezonden aan de Informateur. U wordt verzocht het mei-nummer te vervangen door dit nummer. Het rapport 'Film en publiek', waarvan de publicatie met meer dan gewone interesse tegemoet werd gezien, is verschenen. Dit tweede nummer van 'Film' is praktisch geheel aan dit rapport gewijd. De vrijetijds besteding heeft de laatste decennia grote ver anderingen ondergaan. Televisie, video, surf plank, homecomputer en zeker ook de ver slechterde inkomenspositie zijn van invloed geweest op het bioscoopbezoek, maar dat zeker niet alléén. Zoals de heer Faasse in zijn rede, gehouden bij de aanbieding van het rapport aan W.V.C, nog eens beklemtoonde, heeft de bioscoop zijn monopoliepositie als verspreidingskanaal van de film verloren, een feit dat tot nadenken noopt. Het nadenken over de functie van het bio scoopbedrijf is uiteraard niet gestart met de aanbieding van het rapport 'Film en publiek'. Zoals ook uit het eerste nummer van dit jaar van het blad 'Film' mag blijken, wordt er de laatste jaren zinnig en constructief nagedacht over de functie van het bioscoopbedrijf. Het rapport 'Film en publiek' geeft ons echter een diepgaander inzicht in de meer kwalitatieve aspecten van de relatie van het publiek met het medium film. Het filmpubliek vertegenwoordigt ook een be langrijk draagvlak voor de film als economisch fenomeen. In zijn reactie op het rapport stelt de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur: 'Eén bioscoopbezoeker draagt meer bij in de kosten van een speelfilm dan hon derd televisiekijkers'. Dat dit probleem door de centrale overheid, die tevens de belangrijk ste financier van de omroep en van andere kunstuitingen is, wordt onderkend, stemt hoopvol. Het is dan ook zaak, gezien de ko mende kabinetsformatie, dat in de mediapara- graaf van het Regeerakkoord structurele voor zieningen ten behoeve van de gehele bedrijfs tak worden genomen. Uiteraard is het op de eerste plaats een taak van de N.B.B, om dit te entameren, maar de objectieve noodzaak daartoe wordt nog eens onderstreept door het rapport 'Film en publiek' en door de recente stellingname van de Raad voor de Kunst, die naar aanleiding van dat rapport de Minister heeft geadviseerd nu ook daadwerkelijk maat regelen te treffen. Zonder film immers geen bioscoop, zonder bioscoop echter ook geen film. H.J.A. Tijssen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1986 | | pagina 3