FILM EN PUBLIEK
Rede gehouden bij de aanbieding van het rapport 'Film en publiek'
op donderdag 20 maart 1986
Excellentie, dames en heren,
In het debat over de media speelt de televisie
een belangrijke rol. In het zicht van de verkie
zingen werd onlangs in de Tweede Kamer de
discussie weer geopend. Dat is goed bekeken.
Als in de politiek de televisie onderwerp van
beschouwing is, dat kan men er vrijwel zeker
van zijn dat de televisie de politiek niet uit het
oog van de camera zal verliezen.
In meer dan één opzicht is de televisie blik
vanger. Elke dag kijken wij in Nederland ge
middeld zo'n 2 uur naar de televisie. Wij
besteden bijna even veel tijd aan het kijken
naar de televisie als aan de contacten met onze
huisgenoten.
In de afgelopen 25 jaar is de manier waarop
wij onze vrije tijd doorbrengen drastisch ver
anderd. Het aantal alternatieven voor de vrije
tijdsbesteding is daarbij sneller gegroeid dan
de beschikbare vrije tijd: 's zomers en 's
winters op vakantie naar het buitenland; tele
visiekijken; het hele huis voorzien van schroot-
jeswanden; of, voor de trendvolgers onder ons,
alle schrootjes weer van de muur afslopen;
hardlopen in het Vondelpark; spelen met
video en homecomputer.
Het maakt een hemelsbreed verschil met een
fietstocht op hemelvaartsdag, een week naar
de camping in Appelscha en luisteren naar de
Bonte Dinsdagavondtrein.
De concurrentie op de vrijetijdsmarkt is aan
zienlijk toegenomen.
De televisie heeft zich in dit proces van
veranderende vrijetijdsbesteding een promi
nente plaats verworven.
Ook in het onderzoek 'Film en publiek' eist de
televisie de hoofdrol voor zich op. Dit onder
zoek, in opdracht van het Ministerie van
W.V.C, uitgevoerd door de vakgroep Theoreti
sche Sociologie en Methodenleer van de
Rijksuniversiteit Utrecht, beoogt met behulp
van bestaande gegevens meer inzicht te ver
schaffen in de verhouding tussen een aantal
kanalen voor filmverspreiding. Daarbij staat
de positie van de bioscoop, als het kanaal voor
distributie van films met de oudste rechten,
centraal.
Concurrentie
Het aantal bezoekers van de bioscoop is
sedert de jaren '50 gestaag teruggelopen. Deze
achteruitgang vormde mede aanleiding voor
het onderzoek 'Film en publiek'.
Een belangrijke doelstelling van het over
heidsbeleid is de spreiding van cultuur, in casu
film. Een voortdurende afkalving van het
bioscooppubliek brengt die spreiding mogelijk
in gevaar.
Voor de vermindering van het bioscoopbe
zoek kunnen een aantal oorzaken worden
aangewezen.
De groei van het aantal mogelijkheden ter be
steding van de vrije tijd heb ik al genoemd. De
verslechterde inkomenspositie van de consu
ment in de laatste jaren is een tweede moge
lijke oorzaak voor de achteruitgang in het bio
scoopbedrijf. Een derde reden is dat de bio
scoop zijn monopoliepositie als verspreidings
kanaal van films heeft verloren. Televisie en
video zijn concurrenten die hetzelfde product,
namelijk 'film', verkopen. Als we onder 'bio
scopen' uitsluitend de zogeheten 'commer
ciële bioscopen' verstaan, dan kan ook het
filmhuis als een concurrent worden be
schouwd.
In het onderzoek 'Film en publiek' wordt op
basis van bestaand onderzoeksmateriaal on
der meer een vergelijking gemaakt van de om
vang van de filmverspreiding via de kanalen
bioscoop, filmhuis, video en televisie. De
televisie blijkt verreweg het belangrijkste ka
naal voor de verspreiding van film. In 1983
werd er in Nederland al meer naar film
gekeken op de video dan in de bioscoop. Video
heeft de bioscoop als kanaal voor filmver
spreiding voorbijgestreefd.
Hoewel de bioscoop slechts een aandeel van
ongeveer 10% heeft in de totale filmconsump-
tie, levert hij gemiddeld 80% van de op
brengst van een film.
Ondanks alle sombere geluiden over het terug
lopende bioscoopbezoek, mede als gevolg van
de concurrentie van andere verspreidingska-
len, moet er op gewezen worden dat de be
langstelling voor film nog nooit zo groot
geweest is als nu. Het aantal 'bezoekers' dat
de film vandaag de dag via de onderscheiden