kanalen van filmverspreiding in Nederland trekt, overtreft het aantal van 65 miljoen bezoekers uit de toptijden van de bioscoop vele malen. De horizontale spreiding lijkt ge waarborgd. Dat zegt echter nog niets over de verticale spreiding, de spreiding over de ver schillende bevolkingsgroepen. Speciale samenstelling van het publiek Welke mensen kijken er nu eigenlijk naar de film? Bij het bezien van de sociale samenstel ling van het filmpubliek in zijn algemeenheid valt vooral de jeugdigheid van dit publiek op. Voor de bioscoop is dit al vaker geconsta teerd. Min of meer verassend is toch, dat ook onder de filmkijkers op televisie en video de jongeren sterk zijn oververtegenwoordigd. Niet alleen in het filmhuis, maar ook in de 'gewone' bioscoop wordt een oververtegen woordiging van hoger opgeleiden gevonden. Beroepsstatus blijkt op geen enkele wijze samen te hangen met het kijken naar film. Wel is er een duidelijke relatie te constateren tussen het bezoek aan film buitenshuis en de gezinssituatie waarin men verkeert. Alleen staanden en mensen die geen jonge kinderen te verzorgen hebben worden onder de bioscoop- en filmhuisbezoekers relatief vaak aangetrof fen. Een kleine vergelijking in de tijd leert dat er sprake is van een toenemende oververtegen woordiging van hoger opgeleiden in de bio scoop. Dat komt vooral doordat veel mensen met een lagere opleiding de bioscoop de rug toekeren. Het bioscooppubliek gaat dan ook steeds meer overeenkomsten vertonen met het publiek van schouwburg, concertzaal en mu seum. Naar aanleiding van deze bevindingen om trent de sociale samenstelling van het filmpu bliek is het aardig om één en ander te citeren uit een rede die in 1955 werd gehouden door John B. Knipping ter gelegenheid van de 2e Academische Filmstudieweek: 'Onder het grote publiek dat de film bezoekt vindt men naast de arbeider en het winkel meisje, de ambtenaar, de handelsman, de in-, dustrieel, de onderwijzer, de hoogleraar, de dominee en de pater. De meesten willen ont spanning, los van de drang van de werkdag, voedsel voor hun gemoedsleven, een paar uur opluchting. Enkelen willen meer: zij willen de filmwerkelijkheid als een boeiende weg naar een voller, rijker visie op het leven, een diepe schoonheidsontroering. Het publiek van toneel en opera is enigszins anders: men ziet er minder arbeiders en win kelmeisjes, doch voor de rest ontmoet men er zo ongeveer dezelfde lieden, die tegenwoordig ook min of meer regelmatig een bioscoop bezoeken.' De toneelliefhebbers komen echter niet alleen voor de ontspanning, maar vooral voor de kunst. 'Daarom lijkt het of die mensen altijd wat plechtiger, wat opgeprikter een toneelzaal binnenstappen dan wanneer ze een bioscoop binnenwandelen. Misschien zijn ze het ook wel een beetje. Bij het ballet is het niet veel anders. Wie toneel bemint, gaat ook meestal naar het ballet; zij die enkel maar ballet willen zien, zijn door gaans maniakken en behoren tot de uitzon deringen.' Bij toneel en dans kan volgens de spreker gesproken worden van een historische ontwik keling in de structuur van het publiek. Er is sprake van een verschuiving van grote betrok kenheid bij het gebeuren naar een zekere af standelijkheid. 'Eenzelfde kentering begint zich ook bij de film af te tekenen. Het publiek wordt door ervaring en voorlichting omtrent de 'eigen aard van de film' rijper, dat wil zeggen minder primitief in zijn beleving. Er zal echter nog wel geruime tijd mee heengaan eer het publiek tegenover de film een meer gedistantieerde houding zal innemen zoals bij het toneel.' Aldus Knipping in 1955. Die meer gedistantieerde houding, mede tot uitdrukking komend in een steeds meer elitair wordend publiek, komt blijkens het onderzoek 'Film en publiek' nu, 30 jaar later, steeds dichterbij. Nederlandse en kunstzinnige films Het overheidsbeleid ten aanzien van film con-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1986 | | pagina 8