HET "FILMTHEATER SEMINAR"
BADEN-BADEN (2)
SPEELFILMPRODUCENTEN EN FILMVERTONERS
DE GEMEENSCHAPPELIJKE EUROPESE MARKT
In de inleiding tot de vertaalde voordracht van H. P. Zoller over de mogelijkheden en gevaren van High Definition Television in het vorige num
mer heb ik al vermeld, dat het bekende jaarlijkse congres van de Hauptverband Deutscher Filmtheater deze keer in het kader was geplaatst
van het Europese Jaar van de Film en de Televisie, en dat er daarom een internationaal, d. w.z. Europees karakter aan was gegeven. De redac
tie had mij gevraagd, een verslag over het congres voor "Film" te schrijven. Gezien het belang van de door Zoller gehouden voordracht, is
daaraan in het vorige nummer voorrang gegeven. Het eerder aangekondigde verslag van dit zeer interessante congres volgt hier.
Baden-Baden is heel geschikt voor een congres als het Filmtheater
Seminar, want de stad heeft charme, en het op loopafstand van de
hotels liggende moderne congresgebouw hoeft met geen ander con
gres te worden gedeeld. Baden-Baden (het tweede deel van de naam
is er pas in 1900 bijgekomen) is al een badplaats sind de tijd der Ro
meinen. Haar hoogtepunt als mondaine badplaats bereikte de stad in
de vorige eeuw. Het straatbeeld is dan ook voor een belangrijk deel
vroeg-negentiende-eeuws, en de gerenommeerde hotels, de bad
huizen en het casino combineren de sfeer van het high life uit die tijd
met alle moderne comfort. Vooral bij mooi weer hoeven congresgan
gers zich in hun vrije tijd in Baden-Baden dan ook niet te vervelen.
Veel vrije tijd hebben de organisatoren van het Europese Filmtheater
Seminar 1988 de deelnemers echter niet gelaten. Het congres begon
op 12 april 's middags en eindigde in de vroege middag van 14 april.
In die tijd zijn er elf, meestal door een levendige discussie gevolgde
voordrachten gehouden, waren ertwee werkgroepen, een forumdis
cussie, en twee trailershows (van Warner en UIP). In de pauzes en
voor en na de bijeenkomsten kon men bovendien kennis nemen van
hetgeen te zien en te horen was in de stands van diverse toeleveran
ciers op het gebied van geluidsapparatuur, electronische kassa-sys
temen, bioscoopstoelen, buffetartikelen, etc. Zoals ik in het hier vol
gende duidelijk probeer te maken, is het deelnemen aan de bijeen
komsten voor de congresgangers (waaronder acht uit Nederland)
een meer dan goede tijdsbesteding geweest.
Europese films?
Na de openingstoespraken van resp. H. Strate, de voorzitter van de
H.D.F., die tot zijn vreugde deze keer ook (twee) deelnemers uit de
D.D.R. welkom kon heten, en J. del Villar, de (Spaanse) president
van de Union Internationale des Cinémas (UNIC), hield Prof. Dieter
Stolte, intendant van het Zweite Deutsche Fernsehen en voorzitter
van het nationaal comité voor het Europese Jaar van de Film en de
Televisie in de B.R.D., de eerste voordracht van het congres, en wel
over "Europa, een uitdaging voorfilm en televisie". Stolte is van me
ning, dat de filmproductie in Europa de identiteit van de Europese
cultuur dient te versterken. In dit kader wijst hij op de z.i. geslaagde
samenwerking van zeven zendgemachtigden in de B.R.D., Frankrijk,
Spanje en Engeland. Volgens Stolte is de relatie van film en televisie
in de laatste jaren sterk verbeterd, maar die samenwerking is (nog)
niet zo goed als in de VS., hetgeen hij verklaart uit de omstandigheid
dat de televisie in West-Europa niet, zoals daar, geheel van privaat
rechtelijke aard is. Mede om aan de gestegen behoefte van de televi
sie aan speelfilms tegemoet te kunnen komen, zijn er belangrijke
films via co-productie met de televisie tot stand gekomen. Stolte
acht deze ontwikkeling goed met het oog op de concurrentie met de
Amerikaanse filmproductie. Als versterking van de concurrentieposi
tie van de Europese film zou hij ook de totstandkoming van een Euro
pese filmverhuur toejuichen.
Dit ferme Europese standpunt werd echter wel enigszins gerelati
veerd, doordat ook hij zich afvroeg, of er wel een "Europese cultuur"
is, waarbij hij in elk geval de productie van profielloze, indifferente
films als mogelijk resultaat van een filmproductie zonder grenzen af
wees. Realistisch was zijn uitspraak, dat een goede regeling van de
relatie tussen televisie en filmproductie nog niet een bevredigende
relatie tussen zendgemachtigden en bioscoopondernemingen bete
kent, en enigszins geruststellend was daarbij zijn inzicht, dat een op
verdringing van de bioscoop gerichte concurrentie niet in het belang
van de televisie zou zijn. Stolte eindigde zijn betoog met enige resul
taten van een recente studie over de invloed van de televisie op het
bioscoopbezoek in de Bondsrepubliek. Enige belangrijke daarvan
zijn:
- Er is geen causaal verband geconstateerd tussen televisiekijken en
verminderd bioscoopbezoek.1)
- Het bioscooppubliek bestaat voor minder dan 20% uit ouderen.
- Oudere films (uit de jaren '50 en '60) hebben een hogere kijkdicht
heid bij de televisie dan nieuwe films.
De volgende voordracht was van Franz Seitz, voorzitter van de bond
van Duitse speelfilmproducenten en voorzitter van de SPIO (Spitzen-
organisation, de confederatie van de bonden van resp. de producen
ten, de verhuurders, de exploitanten, en de video-groothandel), en
was getiteld "De Europese film wellicht een droom?" De heer Seitz
heeft een lange staat van dienst als speelfilmproducent (hij produ
ceerde o.a. "Die Blechtrommel"), en hij bleek vooral in de wandel
gangen een interessante en charmante gesprekspartner. Zoals de ti
tel van zijn voordracht al aangeeft, zijn Seitz' verwachtingen m.b.t.
de mogelijkheden van een speelfilmproductie op Europese schaal
niet groot, en zeker geringer dan die van Stolte. Weliswaar is er vol
gens hem een "European touch" bij het filmmaken, maar er bestaat
z.i. niet een "Europese film" als economisch product. Seitz is er een
sterk voorstander van, de nationale filmproducties hun eigen karak
ter te laten behouden. Hoewel hij co-producties incidenteel zinvol
acht, overheerst bij hem de vrees voor het ontstaan van mengpro-
ducten. In tegenstelling tot Stolte gelooft Seitz niet in het nut van een
Europese filmverhuur. Ook van een Europees filmfonds heeft hij
geen hoge verwachtingen, waarbij hij wees op de slechte ervaringen
met de landbouwpolitiek van de E.G. Veel beter zou volgens Seitz
zijn, als de nationale overheden hun financiële steun aan de speel
filmproductie zouden verhogen, hetgeen in de B.R.D. z.i. zeker no
dig is.
Belangrijke aspecten van de bioscoopexploitatie
Geheel anders van aard was het daarop volgende programmaonder
deel, nl. de bijdrage van McDonald. Deze begon met de vertoning
van een reeks van erg leuke filmpjes met "Kino-News". In de Bonds
republiek bestaat er sinds twee jaar een nauwe samenwerking tus-