>t<rf i i i i r i i i i i i i i i i i i p<[
>k!f i i i
i i i i >i<
l nra=N»H-h^trr-i t
min. 30cm. Lvrnstrooilicht projectie
min. 50 cm.
t.b.v. speakers
fig. 1
fig. 2
PLAATS PROJEKTIESCHERM
Het projektiescherm zal gewoonlijk zodanig worden geplaatst dat het
zoveel mogelijk symmetrisch op de hartlijn van het stoelenplan
staat. Dat is dus tegenover het midden van het stoelenplan. Om te
vermijden dat voor het doek langslopende bezoekers 'in het beeld'
komen, zal de onderzijde van het scherm zich als regel 2 m. boven
de zaalvloer moeten bevinden. Afhankelijk van de zichtomstandighe-
den kan hogere of lagere plaatsing wenselijk of noodzakelijk zijn.
Achter het scherm moet liefst ruimte worden gereserveerd (ca. 0.5
m. is meestal voldoende) voor de plaatsing van de luidsprekers. Op
stelling naast het scherm is, als het niet anders kan, ook acceptabel;
plaatsing onder het scherm om akoustische redenen als regel niet.
Het onder een hellingshoek opstellen van een scherm, het al of niet
toepassen van beweegbare kaders en/of een voordoek, laten wij in
dit verhaal buiten bespreking. Wel nog de aantekening dat het gebo
gen opstellen van een scherm normaliter geen zin heeft. Er is en
kostbare frame-constructie voor nodig en het vergroot de kans op
beeldvertekening. Alleen in zeer brede zalen met een dito scherm kan
het lichttechnische voordelen opleveren, althans wanneer sprake is
van een gericht scherm.
HET VLOER VERLOOP
De richtlijn luidt dat het vloerverloop zodanig moet zijn dat elke be
zoeker over het hoofd van de voor hem/haar zittende bezoeker onge
hinderd de onderkant van het beeld moet kunnen zien. Dit is in ons
land van extra belang i.v.m. het algemeen gebruik van ondertitels in
de films.
Natuurlijk moet bij de constructie van een zaal worden uitgegaan van
een gemiddelde lengte der bezoekers. De gemiddelde ooghoogte
van een zittende bezoeker is aldus bepaald op 1.20 m. Het "over
zicht" tussen de achter elkaar zittende kijkers is gesteld op 15 cm.
(minimaal 10 cm. bij verspringende opstelling van de stoelen). Zie
fig. 3.
Met behulp van deze gegevens kan men vanaf iedere zitplaats zichtlij
nen naar de onderkant van het scherm trekken en aldus op tekening
nauwkeurig bepalen hoe het vloerverloop er moet uitzien. Met te
kleine tekening kan men onvoldoende nauwkeurig werken en van
daar dat tekeningen met een schaal van 1:20 (20-voudige verklei
ning) noodzakelijk zijn.
Verder mag het vloerverloop nergens steiler zijn dan 1:10, d.w.z. per
meter vloerlengte mag het verloop hoogstens 10 cm. zijn. Is het
noodzakelijk verder te gaan om goede zichtomstandigheden te krij
gen, dan moet de vloer worden 'getrapt'. Er moeten treden worden
aangebracht. Voor de gangpaden langs het stoelenplan geldt hetzelf
de. De minimale aantrede voor zulk een getrapte vloer bedraagt 24
cm. en de maximale optrede 17 cm. Dus: ruime treden en een niette
hoge opstap. Ook dat is een vorm van service aan het publiek.
UITGANGEN
De breedte van de uitgangen van de zaal, het aantal en de ligging
daarvan is gerelateerd aan het aantal zitplaatsen. In het algemeen
moeten de verschillende uitgangen liefst zo ver mogelijk van elkaar
verwijderd zijn en wel uit veiligheidsoverwegingen.
De uitgangen die rechtstreeks naar buiten leiden kunnen als nooduit
gangen worden aangemerkt en moeten altijd vrij gehouden worden
van obstakels. Dit alles is wederom een zaak van de brandweer en
kan van gemeente tot gemeente verschillen, omdat er op dit gebied
nog geen landelijke voorschriften bestaan.
Dit waren dan de hoofdzaken, aan de hand waarvan een ideale bio
scoopzaal geconstrueerd kan worden. De 'aankleding' van het ge
heel en vooral de beeld- en geluidskwaliteit moeten dan de rest doen.
Het publiek heeft recht op het beste!
L. Claassen,
Secr. Technische Commissie N.B.B.
31