FILMSPONSORING NOG ONONTGONNEN TERREIN 'GELD', hoe kom ik er aan De Nederlandse Speelfilmproduktie is een veelbelovende, maar kwetsbare industrie. De onzekere factor in het gegeven is immer 'geld'; hoe kom ik eraan, bij wie moet ik zijn en hoe regelen we het contractueel. Naast de gebruikelijke financieringsbronnen is film- sponsoring een van de mogelijkheden om de kwetsbaarheid van de filmproduktie te verminderen. Filmsponsoring speelt dan ook een steeds belangrijkere en grotere rol in de totstandkoming van de Ne derlandse Speelfilm. En waarom ook niet, sport- en kunstsponso- ring zijn immers al lang de gewoonste zaken ter wereld. En film is een produkt waarop een breed publiek afkomt en dus veel doelgroepen bereikt. Sponsoring in de vorm van het beschikbaar stellen van diensten of produkten is ondertussen een bekend verschijnsel binnen de Neder landse filmwereld. Het bedingen van een naam op de (af-) titelrol is niet eens in alle gevallen noodzakelijk. Sponsoring in de zin van 'meer financiële mogelijkheden' is vrij nieuw en ontbeert tot nu toe een kader, een set van afspraken. Waar zouden die afspraken op moeten worden geënt, is dan een logi sche vraag. De scriptie over filmsponsoring van J. Hoevers van de fa culteit economische wetenschappen aan de Erasmus Universiteit laat nog veel zaken open, maar zijn onderzoek legt wel een goede ba sis voor de verkenning van verder gaande vormen van filmsponso ring. Filmers, producenten en bedrijfsleven moeten zich echter nog een flink aantal vragen stellen voordat zij tot het afsluiten van een mo gelijke overeenkomst kunnen overgaan. DE VOORDELEN De voordelen voor beide partijen komen in het rapport van Hoevers duidelijk tot uiting. Producenten en regisseurs krijgen een extra bron van financiële of dienstverlenende aard, waardoor de continuïteit van een (steeds duurdere) Nederlandse speelfilmproduktie gehand haafd blijft. Bedrijven krijgen, buiten de officiële kanalen van Ster-re clame en dagbladadvertenties om, een extra kanaal naar de consu ment voor het introduceren van hun naam of produkt. Volgens W. van Dommelen, voorzitter van de adviescommissie marketing en communicatie van de NBB moet daarbij de nadruk in een film niet te veel op de produkten liggen. "De mensen beginnen te lachen als ze het idee krijgen dat de film een veredelde versie van een reclameboodschap is." Vooral de Nederlandstalige film bereikt vele verschillende doelgroe pen, zowel in de bioscoop als op video. Uit het onderzoek van Hoe vers blijkt dat bioscoop en video bijna even veel publiek trekken: res pectievelijk 32 en 30 procent. Ook blijkt dat de waardering voor de Nederlandse speelfilm hoog is en hetzelfde geldt voor de kijkdicht heid op televisie: zo'n film trekt tussen de twee en drie miljoen tv-kij- kers. De kijkdichtheid bij buitenlandse films, op Nederlandse tv uit gezonden, is lager en bedraagt 11,2%. Aan de televisie zit overigens nog een vervelend kantje voor een sponsor, want pas 24 maanden na de bioscooppremière mag de film op de beeldbuis worden vertoond. De kans bestaat dat de sponsor dan niet meer zijn nieuwste produkt onder de aandacht van een groot publiek brengt. NIET IN DE FRONTLINIE Een andere moeilijkheid bij sponsoring van films is vooral het moge- floppen' van een film. Als er naast diensten of produkten geld in de produktie is gestoken, is het bijna onmogelijk om dit terug te krij gen als de voorstellingen na twee weken roulatie worden gestaakt. Afspraken daarover blijken heel moeilijk in een contract te vatten. Za kelijk risico lopen is, met de huidige economische ontwikkeling, bin nen het bedrijfsleven beslist niet ongebruikelijk. En dit risico lijkt ge lijk te stellen met het degraderen van een gesponsorde voetbalclub uit de eredivisie. Begeleiding via advertentiecampagnes in de dagbladen werkt goed. De beide bioscoopreclamebedrijven hebben op ditterrein al enige er varing opgedaan met een combinatie van spots en produktaanbod binnen de bioscoop. "Deze ervaringen staan ten dienste van de spon sors, mits dat allemaal binnen een huurcontract voor een film is ge regeld." Deze aanvullende en elkaar overlappende campagnes ko men zowel het succes van de film als de naam van de sponsor ten goede. En daar gaat het bij filmsponsoring toch in de eerste plaats om. Wij houden u op de hoogte van de vorderingen bij het in kaart bren gen van de mogelijkheden voorfilmsponsoring en de conclusies die uiteindelijk zullen worden getrokken. De taak van de NBB in deze wordt door van Dommelen meer gezien als een coördinerende dan als het echt aktief in de frontlinie staan. "We behartigen de belangen van onze leden. Dat zijn ook regisseurs en producers, dus als die met een probleem bij de bond komen, kun nen wij bijvoorbeeld op het gebied van regelgeving flink veel werk doen. Maar verder gaat het, denk ik, niet." Vanuit de producent en/of regisseur kunnen hele andere overwegin gen een rol spelen om wel of niet op zoek te gaan naar een sponsor. De angst voor inmenging in het artistieke produkt lijkt op de loer te liggen. Er zijn immers drie verschillende invalshoeken van waaruit men de film benadert: de producent stelt zich onafhankelijk op en wil er uiteindelijk aan verdienen, de kunstenaar wil zich artistiek onaf hankelijk kunnen uiten en de sponsor wil vooral zakelijk voordeel be halen, door vergroting van naamsbekendheid of de introductie van een nieuw produkt. TUSSEN DE O EN 5 PROCENT Door de huidige invloed van de overheid op de produktie van de Nederlandse speelfilmindustrie ligt het sponsorbudget gemiddeld tussen de 0 en de 5 procent van het totale budget. De onderzoeker concludeert dan ook in zijn rapport: "als het huidige filmsponsoring- beleid gecontinueerd wordt, zal de positie van filmsponsoring margi naal blijven. Voornamelijk de aantasting van de onafhankelijkheid van de producent weegt zwaarder dan de voordelen. Sponsoring is dus nog niet echt noodzakelijk. Hierin ligt echter een kans voor de filmers. Nu zij (nog) onafhankelijk zijn van sponsoring, kan hiermee kennis en ervaring worden opgedaan. "Maar een steeds verder terugtredende overheid kan het wel eens noodzakelijk maken dat de drie partijen zich moeten gaan vinden in een grotere bijdrage - het woord 'invloed' blijft nog even buiten be schouwing - aan het maken van speelfilms voor een groot publiek. "Ik hoop niet dat de overheid verder terugtreedt op dit gebied. Film is zeker ook een exportartikel dat de naam van een land kan uitdragen. Maar als sponsoring voor meer Nederlandse films zorgt, kan ik dat - ook als exploitant van theaters - alleen maar toejuichen," aldus van 28

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1989 | | pagina 28