tieproces. De redenen daarvan liggen voor de hand: men kijkt naar het wereldwijde succes van de Amerikaanse productie, en consta teert dan dat dit berust op het bestaan van een min of meer homo gene cultuur en op de mogelijkheid van industriële productiemetho den met de daarbij behorende verregaande specialisatie. De diag nose lijkt juist; niet juist is m.i. echter de daarbij aanbevolen thera pie, als deze uitgaat van het bestaan van een Europese cultuur als basis voor een Europese filmproductie, die een equivalent zou kun nen worden van de Amerikaanse. Het is hier niet de plaats om uitvoerig in te gaan op de stelling, dat de Europese landen voldoende gemeenschappelijke cultuur hebben om daarop een Europese filmproductie te kunnen vestigen. Gelukkig is dat ook niet nodig, want dat probleem is uitvoerig ter sprake geko men op het in september j.l. door de N.B.B, georganiseerde congres over de productiemogelijkheden in kleine taalgebieden, een congres waarvoor ons vanuit Brussel veel lof is toegezwaaid. Een spreker op ons congres, die zich speciaal met deze problema tiek heeft beziggehouden, en die ik hier met instemming citeer, was Horst von Hartlieb (o.m. voorzitter van de Duitse filmverhuurdersor ganisatie). Hij constateert, dat de filmproductie in de V.S. een we reld-standaard heeft bereikt, die gebaseerd is op een mede door cul turele import uit Europa ontstane homogene cultuur. Aan de andere kant stelt hij vast, dat de culturen in de Europese landen in de laatste eeuwen eerder uit elkaar zijn gegroeid dan dat er sprake kan zijn van enige eenwording. Daardoor is het niet mogelijk, een Europese film productie naar Amerikaans voorbeeld op te zetten. Dit betekent ech ter niet, dat er in Europa niet gestreefd dient te worden naar de pro ductie van films die ook buiten het eigen land succes kunnen heb ben. Naar de mening van von Hartlieb zal dit succes meestal juist te- beurtvallen aan films die voortkomen uit een nationale cultuur.2) Dit standpunt is ook ingenomen door de andere spreker over dit onder werp, Prof.de Swaan, die dan ook tot de conclusie komt, dat de na tionale speelfilmproducties gehandhaafd dienen te blijven.3) Een Europese film is volgens von Hartlieb een film die zijn wortels heeft in een Europees land.4) Dit betekent niet, dat de ook door de Nederlandse overheid gesteunde opzet van co-producties geen zin heeft. Deze is, wat de inhoudelijke aspecten van de films betreft, zin vol als het gaat om duidelijk herkenbare bijdragen uit meer dan één cultuur. (Een goed voorbeeld daarvan is de zojuist in Cannes ver toonde film 'Melancholy'.) Als de afzonderlijke culturen herkenbaar blijven, behoort zelfs een echte Europese film van topkwaliteit tot de mogelijkheden, zoals door Brugsma, wijzend op 'The Third Man', is vastgesteld. Het zou evenwel onrealistisch zijn te denken, dat een dergelijk resultaat bij een groot deel van de films mogelijk kan zijn. Het streven daarnaar zou in de meeste gevallen niet alleen gekun stelde en hybride producten 6), maar naar mijn mening ook niet te identificeren films opleveren (bijvoorbeeld: de in 1987 te Cannes vertoonde film 'Mascara'). Het is overigens merkwaardig, dat de idee van een supranationale Europese cultuur alleen wordt geop perd ten aanzien van de kunstvorm film. In de daarmee toch enigs zins verwante literatuur is nog nooit gesteld, dat een schrijver pas dan van Europees niveau kan zijn, als zijn werk niet wortelt in een na tionale cultuur. WEL ANDERE MOGELIJKHEDEN TER VERBETERING Tijdens het door de N.B.B, georganiseerde congres in Amsterdam is gelukkig niet alleen aandacht geschonken aan de wijze waarop een succesvolle filmproductie in Europa niet gerealiseerd kan worden. Minstens even belangrijk als waarschuwingen voor het inslaan van verkeerde wegen, is uiteraard het geven van practische aanbevelin gen voor het bereiken van het beoogde doel. Het is zeker een geluk kige greep van het organiserend comité geweest, hiervoor een ver tegenwoordiger van de succesvolle rivalen uit de V.S., S.F.Gronich, uit te nodigen. Zoals van hem kon worden verwacht, gaf hij zijn me ning onomwonden en in practische vorm:7) 1Het is niet goed, dat zendgemachtigden hun eigen programma's maken; de productie van televisieprogramma's dient, evenals die van primair voor bioscopen bestemde speelfilms, z.i. in handen te zijn van filmproducenten. Dit ook door W.Verstappen ingeno men standpunt 8) zou, in de praktijk gebracht, uiteraard verdra gende consequenties hebben; met name de eerdergenoemde grootschaligheid en continuïteit zouden er mogelijk door wor den; 2. Films worden voor een belangrijk deel gecreëerd door wat hij "craftsmen" noemt. Zeer belangrijk is dan ook, de nodige vak kundigheid op de diverse gebieden te ontwikkelen; 3. In Europa wordt er naar zijn mening onvoldoende aandacht gege ven aan de scenarioschrijvers. Eén van de grote problemen bij de filmproductie in Europa is z.i. het vinden van geschikte scripts; 4. De overheid dient een gunstig fiscaal beleid te voeren, waarbij Gronich wijst op het feit, dat in de E.G. alleen Nederland en Dene marken voor film en bioscoop het hoge BTW-tarief hanteren. Dit onderwerp alleen al zou uiteraard een aparte beschouwing ver dienen. Opgemerkt zij hier, dat het Bondsbestuur bereid zou zijn, zich er voor in te zetten, dat van de bij toepassing van het lage ta rief vrijkomende gelden een belangrijk bedrag ter beschikking wordt gesteld aan het Productiefonds voor Nederlandse Films. Een beschouwing over dit onderwerp, hoe kort ook, zou niet com pleet zijn als het talenprobleem niet wordt genoemd. Dat het gebruik van de Engelse taal voordelen kan hebben, spreekt van zelf. Het zou echter onjuist zijn, daarvan een oplossing van alle problemen te ver wachten. Zo klagen Engelse producenten min of meer over dezelfde exportproblemen als hun collega's in andere Europese landen 9), en heeft ook een insider als Fr.Afman er voor gewaarschuwd, dat produ ceren in het Engels zeker geen garantie voor succes inhoudt als met name het goede script ontbreekt 10) 11). EEN ONAANVAARDBARE SITUATIE Zoals in het voorgaande is aangegeven, zijn er factoren en omstan digheden die het ontstaan van een krachtige speelfilmproductie in Toehoorders: vlnr. C.E.Kohlinger, H.PFrankfurther, J.Heylen CorKoppies. Toehoorders: vlnr. J.van Willigen en de ereleden RSilvius en Cd.Blad.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1989 | | pagina 7