HET LEVEN VAN
EEN STUKJES-SCHRIJVER
IN DE DAGBLADPERS
Er dreigen steeds grotere problemen tussen de filmpers en het film
bedrijf. Ellende tussen die twee is er altijd geweest, ik herinner mij
dat in de jaren zestig de huidige voorzitter van het Productiefonds,
Jan Blokker, toen nog filmcriticus van het Algemeen Handelsblad, de
toegang tot het Amsterdamse City theater geweigerd werd. Hij had
over teveel films te slecht geschreven.
Zo stond het tenminste in sommige kranten. Jan Blokker zelf meldde
dat hem een vrijkaartje geweigerd was. Hij had toen als goed journa
list maar betaald om de film toch te zien. Het was nog een aardige
film ook en bij City had men wat verbaasd gestaan dat de actie tegen
deze filmcriticus met een opwekkende recentie beloond was. Of laat
mijn geheugen mij hier in de steek?
Er is een bijzonder geestige recentie van de beroemde Britse toneel
schrijver George Bernard Shaw, die in zijn jonge jaren als toneelcriti-
cus ook de gratis toegang tot een schouwburg ontzegd was. Hij had
toen, in tegenstelling tot wat hem door de directie voorspeld was ("U
vindt er toch weer niks aan!") een dolle avond beleefd. Mogelijk haal
ik Shaw en Blokker door elkaar.
Het weigeren van vrijkaartjes aan journalisten is natuurlijk geen bij
zonder zware straf, zeker in die tijd toen je nog voor één gulden vijf
entwintig de bioscoop in kwam. Maar het komt bij het publiek als
kleinzielig en kinnesinnerig over. Ik moet om het verhaal compleet te
maken erbij vertellen dat City toen een perschef had die om onduide
lijke persoonlijke redenen Blokker niet kon luchten of zien. De kinne
sinne wordt daar niet minder door, alleen kon de echte verklaring
voor de geweigerde toegang wel eens een heel andere zijn dan een
paar slechte kritieken.
In die dagen waren er minder persvoorstellingen dan nu. Toen Jan
Blokker de krant verliet heb ik nog met Iwan Sitniakowski (nu literair
criticus van De Telegraaf) een tijd bij het Handelsblad de filmpagina
gedaan. Die pagina verscheen elke vrijdagmiddag en op vrijdagoch
tend vier uur moest de kopij bij de zetter liggen.
Op donderdagochtend bekeek Iwan met mij de ladder, we verdeelden
onder elkaar wat we zien wilden. Veel theaters hadden toen nog twee
middagvoorstellingen en sommige zelfs al een in de ochtend. Zo
konden wij 's avonds tegen tienen elk gemakkelijk drie films gezien
hebben, als we het een beetje later maakten en een beetje moeite de
den, elk zelfs vier of vijf.
In de nacht van donderdag op vrijdag schreven wij dan de pagina vol.
Wat we aan ruimte over hadden als de belangrijkste films besproken
waren vulden wij met nieuws en nieuwtjes. Met een beetje geluk kon
den wij na gedane arbeid nog een pilsje pakken in een laat café en
daar de filmredacteur van Het Parool beklagen.
Bij Het Parool werd de filmpagina namelijk al op maandag ingedeeld,
"hier komt een foto uit deze film, daar een groot verhaal over die film
en in die hoek een paar woorden over dat filmpje."
Het kwam regelmatig voor dat als de redacteur de films te zien kreeg
hij van ellende door de grond ging, "dat filmpje" bleek een onver
moed meesterwerk waar hij gemakkelijk zijn hele pagina over vol kon
schrijven en die film waar het grote verhaal over moest was een ze
perd.
De hoofdredactie van Het Parool was echter bikkelhard, met militaire
precisie moest de pagina worden ingevuld zoals hij maandag inge
deeld was. Maar bij het Handelsblad was het leuk werk, Iwan deed
de rest van de week bureau-redactie en ik deed waar ik zin in had.
Het bedrijf was over mijn geschrijf niet altijd even content, ik kan dat
niet ontkennen. Een keer in Cannes nodigde de toenmalige bondsdi
recteur Bosman mij voor een lunch uit en gaf te kennen dat ik er maar
beter mee op kon houden. Pim de la Parra heeft toen aan Bosman uit
gelegd dat ik alleen maar in Cannes kon zijn omdat de krant wat be
taalde. Het is voor mij nog steeds heel raar dat iemand als Bosman,
die toch veel begrip had voor de noden van de filmmaker, er eigenlijk
nooit bij stil gestaan had dat behalve de lol aan het schrijven ook het
geld zwaar telde. Het Handelsblad was de kurk waar ik op dreef.
Iets dergelijks heeft zich jaren later nog eens voor gedaan, Jan Blok
ker was toen iets heel hoogs bij De Volkskrant en ik had er een co
lumn. Om een van mijn films te promoten schreef ik toen een verhaal
in De Telegraaf en op staande voet werd ik er bij De Volkskrant uitge-
knald. Door Jan Blokker. Nu was die column in bot-wantrouwende
stijl geschreven en die formule was aan het opraken, dus wat dat be
treft kwam het mij niet zo slecht uit dat Blokker er een eind aan maak
te. Maar dat ik zo opeens twaalf honderd gulden in de maand aan in
komsten derfde, het klinkt zo belachelijk dat ik mij levendig voor kan
stellen dat Blokker daar nooit bij stil gestaan heeft, dat was een harde
klap.
Het verhaal maakt duidelijk dat ik enige persoonlijke ervaring heb
met het leven van de stukjes-schrijver in de dagbladpers. Ik weet wat
van de verhouding tussen filmbedrijf en filmpers.
Aan de zalige situatie waarin het Handelsblad zich toen bevond kwam
een einde: alle kranten gingen meer en meer de kant van Het Parool
op, betere planning, geen zetters die duur om vier uur in de morgen
op een stuk zaten te wachten wat drie dagen eerder om negen uur 's
ochtens ook klaar had kunnen zijn. Ook het filmbedrijf en de filmjour
nalisten moesten beter gaan plannen.
Er kwamen meer persvoorstellingen die ook veel meer "publiek"
trokken en daar is volgens mij voor de journalisten de ellende pas
goed begonnen. Het is geen leven als je ongeveer elke dag een of
twee films moet zien en er ook een stukje over moet schrijven.
Bovendien zit je in die persvoorstellingen met steeds weer hetzelfde
groepje mensen in plaats van met een fris, nieuw publiek.
Een jongen die nog enig leven in de brouwerij trachtte te schoppen,
geen journalist overigens, is Theo van Gogh. Die is veel aardiger dan
hij zich soms voordoet, hij is een levend voorbeeld van het grootste
probleem aan schrijven: je drukt je op papier uit omdat het je monde
ling niet zo lukt. Daarom is er altijd een discrepantie tussen de per
soon en zijn schriftuur. De meeste schrijvers vallen tegen als je ze life
tegen komt: zulke practige zinnen en zo'n oen die ze gemaakt heeft?
Er zijn ook schrijvers die meevallen en daar is Theo er één van.
Wat erg jammer aan Theo van Gogh is dat hij maar niet begrijpen wil
dat Simon van Collem hem altijd volkomen terecht als "iemand van
de Centrum Partij" aanduidde. Van Gogh heeft in het begin van zijn
loopbaan eens fors anti-semitisch uitgepakt, waarschijnlijk helemaal
niet zo bedoeld, maar dat Simon van Collem het zich aantrok kun je
hem niet verwijten. Zolang Theo zich niet van die opmerkingen dis
tantieerde had Simon het grootste gelijk van de koemarkt.
In interviews en persoonlijke gesprekken is Van Gogh wel eens terug
gekomen op die anti-semitische uitval, het leek er dan op dat hij ook
wel begreep dat hij fout zat. Maar ik heb nooit gezien dat hij zich er
echt van gedistantieerd heeft en zolang dat niet gebeurd is, zijn de
29