LOST AND FOUND
Vorig jaar en ook dit jaar heeft het Filmmuseum met een aantal
programma's getiteld "Lost and Found" deelgenomen aan het Rotter
dams Filmfestival. Het was een idee dat nog met Huub Bals ontwik
keld was en dat door de huidige directeur van het Festival, Marco
Muller, met enthousiasme is overgenomen. Maar wat moeten die
oude films op een festival voor nieuwe films?
Het antwoord op die vraag is in essentie tweeledig: het gaat om ont
dekken, wat ook hér-ontdekken kan zijn, en om nieuwe vormen van
presentatie; het hoeft geen betoog dat deze dingen wat met elkaar te
maken hebben.
(HER)ONTDEKKEN
Er zijn vele manieren, waarop oude film valt te (her)ontdekken. In de
eerste plaats worden nog elke dag films of filmfragmenten gevonden
die tot dusver onbekend waren - ooit vertoond en daarna in vergetel
heid geraakt. Zulke films zijn eigenlijk even nieuw als nieuwe films;
ze voegen, zo oud als ze zijn, evengoed nieuwe feiten toe aan de film
geschiedenis als de recent gemaakte films. Dat is de eenvoudigste
vorm van ontdekken van oude films; dat soort "nieuwheid" is in zich
een reden om ze samen met nieuwe films te vertonen. Echter, er is
ook een meer gecompliceerde vorm van (her)ontdekken, die alles te
maken heeft met de wijze waarop het oordeel over film van de toe
schouwer wordt gevormd in een wisselwerking tussen het bekende
en het onbekende/nieuwe. Nieuwe ervaringen kunnen de wijze
waarop naar oude dingen gekeken wordt wezenlijk veranderen en zo
kun je zelfs door het zien van een nieuwe film een oude film die je al
kende met nieuwe ogen gaan zien. Ook dat is een goede reden om
oude films tussen nieuwe te tonen en dan is er in dit verband nog een
derde reden om dat te doen, die gelegen is in wat ik zou willen noe
men het ontdekken van constanten die, ongeacht de ontstaansda
tum, de kwaliteit(en) van films bepalen. Dat soort ontdekkingen leidt
- voor mij in elk geval - tot de conclusie dat het zinloos is om te pro
beren een streep te trekken tussen nieuw en oud. Waar zou je die
moeten zetten trouwens, want wat nu nieuw is is straks óók oud.
Een Festival als dat van Rotterdam is in principe gericht op het actue
le, op het geven van gelegenheid tot het zien van vele recente films;
het is kijken, kijken en nog eens kijken en "opslaan in het geheugen".
De oude films daartussen vormen rustpunten, vind ik, die uitnodigen
tot reflectie zowel op het oude als op het nieuwe.
Rien que les heures
Paris 'monde
PRESENTATIE
De presentatie van oude films op een zodanige wijze dat hun kwalitei
ten ook voor de toeschouwer van nu te ervaren zijn is een probleem
op zich. Lange tijd werden films van voor 1930 in diepe stilte ver
toond en ook nog in zwart-wit terwijl ze zeer vaak gekleurd of getint
waren. Het eerste wat voor de hand ligt, en wat het Filmmuseum (en
ook vele andere archieven e.d.) dan ook probeert te doen is zulke
films te tonen onder dezelfde omstandigheden als in de tijd van ont
staan, met levende muziek en in kleur als die aanwezig was. Daarbij
kunnen bijvoorbeeld persberichten uit die dagen een goede leidraad
vormen, zoals bijv. in het geval van HANNELES HIMMELFAHRT
(Urban Gad, 1922), die het Filmmuseum dit jaar o.m. in Rotterdam
toonde. Deze film was destijds in ons land een "hit" en uit de versla
gen in de pers was heel goed af te lezen hoe men de film overal in den
lande had vertoond, begeleid met theater, muziek en koren. Zo werd
dan ook de (her)première van de zojuist geconserveerde HANNELES
HIMMELFAHRT in Rotterdam een gelijksoortig feestelijk gebeuren.
Veel ingewikkelder is het probleem van de presentatie van niet
geïdentificeerde filmfragmenten. Dat begint al met de vraag: moet je
die als archief wel presenteren. In de boeken vind je er niets over, be
staan ze eigenlijk niet, want ze zijn niet te benoemen, noch te
beschrijven. Ze vormen "dus" ook een schemergebied voor de
archieven: wél conserveren, niet conserveren, presenteren?
Voor ons in het Filmmuseum staat vast dat ook ongeïdentificeerde
film(fragmenten) evengoed onderdeel vormen van de filmgeschiede
nis als de rest; het is niet de fout van die films dat wij nu niet meer
weten wie ze maakte, wat de titel was. Als ze prachtig zijn of om
welke andere reden dan ook belangwekkend conserveren we ze. Als
logische consequentie willen we ze dan ook presenteren en uiteraard
weer zó dat aan de kwaliteiten ervan recht gedaan wordt.
Voor dit probleem hebben we een (nog steeds experimentele) vorm
gevonden en toegepast in Rotterdam: het groeperen van korte films/
filmfragmenten rond thema's als feeërieken, de reizende camera, Ja
pan, "smartlappen" etc. meteen daarbij passende muzikale begelei
ding en soms ook nog andere "acts" tussendoor.
Die vormen van presentatie zijn anders dan in de ontstaanstijd, maar
creëren wel een vergelijkbare sfeer die naar wij hopen het (heront
dekken mogelijk maakt en de nieuwsgierigheid aanwakkert.
Want het is toch de nieuwsgierigheid, die de kurk is waarop het alle
maal moet drijven, of we nu over oude films praten of nieuwe.
Hoos Blotkamp
Dir. Nederlands Filmmuseum
11