Wim Verstappen in gesprek met
MR. S.I.H. GOSSES
plv, Directeur-Generaal Europese Samenwerking
m
In de laatste dagen van het vorige jaar pleegde Bondsdirecteur Hans
Tijssen een coup. In zijn functie bij de Raad voor de Kunst - hij is daar
vice-voorzitter - haalde hij niemand minder dan Jean Dondelinger
over om in de Ridderzaal het Nederlandse kunstwereldje toe te spre
ken. Minister Hedy d'Ancona hield daar ook nog een speech.
Het was een rare middag, want hoewel Dondelinger goed Neder
lands bleek te kunnen verstaan, ging ten gerieve van hem alles in het
Engels. Het is bijzonder absurd als Nederlanders elkaar in een
vreemde taal wat over binnenlandse politiek gaan uitleggen. De mi
nister stelt dat de Raad voor de Kunst de ene kant op moet, de Raad
voor de Kunst laat daarentegen horen waarom het zo belangrijk is dat
men juist de andere kant op gaat. De absurditeit zit niet alleen in de
taal, maar ook omdat daaruit blijkt dat men niet beseft dat men een
belangrijke buitenlander in zijn midden heeft, waarop men zich pri
mair zou moeten richten.
Het hoge woord moet er uit, de leden van de Raad voor de Kunst wa
ren er niet van doordrongen dat hun vice-voorzitter een uiterst be
langrijke figuur naar ons land had gehaald. Dondelinger viel slecht
bij het gezelschap. "Wie is die man dan?" vroegen onze kunst-bobo's
zich af. "Waarom moeten we daar naar luisteren?"
Dat Dondelinger, lid van de Commissie van de EG, belangrijker is dan
onze eigen minister van Cultuur, schijnt alleen bij mensen uit de film
te zijn doorgedrongen. Andere
cultuur-beoefenaars denken nog dat de belangrijke beslissingen in in
Den Haag worden genomen.
Op verzoek van de redactie van FILM sprak ik hierover met Mr. S.I.H.
(Sjoerd) Gosses, de man die als plv.
Directeur- Generaal Europese Samenwerking op Buitenlandse Zaken
vaak "namens Nederland" optreedt bij de EG. Hij zei:
"Kunstenaars zijn niet de enigen die nog niet beseffen dat wij het in
Nederland niet meer voor het zeggen hebben. Ambtenaren van di
verse ministeries moeten daar ook nog aan wennen, ik zie vaak natio
nale plannen die van Europa niet mogen."
Buitenlandse Zaken moet er dan op wijzen dat in Brussel al besloten
is hoe Nederland sommige problemen moet aanpakken. De macht
van het Ministerie lijkt daardoor gestegen. Wat vindt Gosses daar ei
genlijk van?
"Macht? Je kunt je afvragen: macht, wat is dat eigenlijk? Laten we
het er op houden dat er een vierde bestuurslaag is bijgekomen. We
kenden in Nederland de gemeente, de provincie en het rijk, nu heb
ben we daar de EG bij."
Zo loopt mijn poging vast om Buitenlandse Zaken in de mond te leg
gen dat het door de EG het machtigste ministerie van ons land is.
Gosses laat zich door boute uitspraken, waar ik het graag mee pro
beer, niet van de wijs brengen. Hij kijkt mij dan met zijn rossig haar
glimlachend aan, alsof hij niet gehoord heeft wat ik zei. Een goed ge
trainde diplomaat. Dit laatste spreekt hij tegen:
"Na mijn studie in Leiden, Europees recht bij Samkalden en Brink
horst, solliciteerde ik bij Buitenlandse Zaken en kreeg de baan. Ik heb
altijd belangstelling voor de EG gehad. Van den Beugel attendeerde
mij op dat Europees recht. Ik was geen diplomaat, in 1967 ben ik als
gewoon referendaris twee begonnen. We hadden toen op het Minis
terie nog een buitendienst, dat waren de diplomaten, en een binnen
dienst. Voor de buitendienst moest je bijzondere examens afleggen,
maar de binnendienst was gewoon een job. De diensten zijn in '87
gefuseerd tot een gemengde dienst. Ik ben, zoals dat bij ambtenaren
gaat als ze maar lang genoeg blijven zitten, regelmatig gepromo
veerd en doe nu Europese
Samenwerking."
Zo eenvoudig gaat dat toch niet? Gelukkig onderstreept Gosses met
een nauwelijks zichtbare glimlach dat er enige ironie achter zijn woor
den schuil gaat.
"Na twee jaar Europa ging ik naar Ontwikkelingssamenwerking. Dat
valt onder Buitenlandse Zaken. Ik werkte zo bij Tinbergen en Patijn
als secretaris van de Nationale Adviesraad Ontwikkelingssamenwer
king, de NAR."
Buitenlandse reizen spreken Uw scribent wel aan. Hoeveel dagen per
jaar zit Mr. Gosses nou in het buitenland? En waar?
"Zo'n dag of drie per maand. Brussel, Strasbourg, Parijs. De restvan
de tijd werk ik hier in Den Haag. Er moeten zo'n driehonderd richtlij
nen worden vastgesteld om in 1992 tot een gemeenschappelijke
markt te komen."
(Een richtlijn is een "super-wet" uit Brussel, waar wij in Nederland
onze wet aan hebben aan te passen.)
"Met richtlijnen is het net als met nationale wetten. Sommige komen
tot stand zonder enig probleem. Andere roepen, vaak onverwacht,
veel weerstand op. Ons standpunt is dat Europese integratie nodig
is. De houding van Nederland is in de regel positief. Wat goed is voor
Europa is ook goed voor Nederland."
"Er zijn uitzonderingen, zaken waar in Nederland zo'n speciaal beleid
is dat er bij integratie problemen ontstaan, leder land krijgt daar
vroeg of laat mee te maken. Alcohol en accijnzen liggen in Denemar
ken heel anders dan in Spanje. De richtlijn over televisie gaf in een
aantal landen problemen. Een ander voorbeeld: Engeland heeft op
veterinair gebied een traditie van zes eeuwen die totaal afwijkt van
wat het continent kent."
Behalve richtlijnen bij de EG doet Gosses ook in andere vormen van
Europese samenwerking, wetenschap zoals de Raad van Europa. De
EG heeft alleen betrekking op die twaalf landen die het verdrag van
Rome ondertekend hebben. Voor deze landen is de EG een super-na
tie, EG-regels gelden er boven de nationale wetten.
De Raad van Europa omvat ongeveer alle landen van Europa, maar
als daar iets besloten wordt, zijn de deelnemende landen niet ge
dwongen die beslissing uit te voeren.
Men kan tegenwoordig niet meer door het leven als men zich de ver
schillen tussen Raad van Europa en Europese Gemeenschap niet
realiseert.
"De Raad van Europa loopt soms voor. Bij de richtlijn over televisie
15