MEEVALLER De Non Dat een officieel exportverbod een positieve uitwerking kan hebben op de resultaten van een film, werd bewezen met "La Religieuse" van Jacques Rivette. De film, gemaakt naar de - in katholieke kringen zeer omstreden - ro man van Denis Diderot, werd gedraaid in 1966. Bij de première in Frankrijk werd de film verboden wegens anti-kerkelijke strekking en werd gelijktijdig een exportverbod opgelegd. Het verbieden van films om principiële redenen brengt altijd iets in beweging. Dat was mischien het enige lichtpuntje in het duistere be drijf van de toenmalige censuur op het in openbare roulatie brengen van films. Negatieve filmkeuring had vaak een boemerang-effect. Verboden films kregen al snel de attractie van verboden vruchten. In Frankrijk werd destijds gefluisterd, dat mevrouw de Gaulle in deze verbodszaak achter de schermen de hoofdrol zou hebben gespeeld. Na anderhalf jaar moest men overstag en werd de film alsnog toege laten. "La Religieuse" trok alleen al in Parijs in de kortst mogelijke tijd een half miljoen bezoekers. Overal waar de film werd uitgebracht, was de belangstelling duidelijk groter dan normaal. Zelden zal dan ook vooraf zo uitvoerig en diep gaand op een film zijn ingegaan als op "La Religieuse", die in Neder land de titel "De Non" meekreeg. De Nederlandse première vond plaats tijdens de Utrechtse Cinemani- festatie in januari 1968 met aansluitend premières in de belangrijkste steden. Zowel hoofdrolspeelster Anna Karina als regisseur Jacques Rivette waren naar Utrecht gekomen en de Nederlandse pers kon haar hart ophalen tijdens interviews met de betrokkenen. Het hoogtepunt van de publiciteitscampagne was echter ongetwij feld de uitzending van "Achter het Nieuws" op de zaterdagavond vóór de première. Koos Postuma was destijds één der samenstellers van deze aktualiteiten-rubriek. Hij kreeg de film op verzoek te zien en achhte hem bruikbaar voor zijn programma. Wij moesten zorgen voor twee 'echte' Nederlandse nonnen, die bereid waren de film te bekijken en kommentaar te geven. We vonden ze in een oud klooster bij het Katholieke ziekenhuis aan het Westeinde in Den Haag. Onze showroom aan de Badhuisweg in Scheveningen werd min of meer als televisie-studio ingericht. 's-Morgens om 9 uur werd be gonnen en tegen zes uur waren de opnamen voltooid. De uitzendda tum werd vastgelegd en met spanning tegemoet gezien. Het was, on danks de toch zeker niet vrolijke beelden van de verschillende kloos- terscènes en het weliswaar positieve, maar toch over het algemeen ernstige kommentaar van de twee Nederlandse nonnen, één doorlo pende reklame-spot voor de film. Natuurlijk hebben de uitzonderlijke kwaliteiten van "De Non" een belangrijke rol gespeeld bij hetsukses, maar betwijfeld mag worden of de film zonder die uitgebreide publi citeit i.v.m. het exportverbod en vooral zonder die "Achter het Nieuwsuitzending hetzelfde resultaat zou hebben behaald. Hoe veel goede films zijn er niet de mist in gegaan ondanks een goede reklame- en publiciteitscampagne?! MISSER "Voorzichtigheid is de moeder van de porceleinkast", zegt het spreekwoord. Maar té voorzichtig kan soms grote en nade lige gevolgen hebben! In het begin van de zestiger jaren gingen twee leden van de staf van Centrafilm naar Scandinavië om een aantal films te bekijken, die door onze relaties aldaar werden aangeboden. Achteraf is het natuurlijk altijd eenvoudig om genomen beslissingen te bekritiseren en ik wil daar dan ook zeker niet aan meedoen. Dit voorbeeld wil alleen aantonen hoe een achteraf onjuiste beslis sing de gang van zaken binnen een bedrijf kan beïnvloeden. Ik noem hier drie titels: "Zeventien", "Mijn Prinses" en "Natlek". Drie films die in de zestiger jaren goed waren voor een filmhuur van in to taal zo'n twee miljoen, schat ik. Deze films behoorden tot de ons aangeboden films, maar werden om uiteenlopende redenen afgewezen. De aangevoerde argumenten golden in die tijd regelmatig als maatstaf bij de beoordeling van films. Bij de afwijzing van "Zeventien" was het argument: 'kostuum- film'! Inderdaad een argument dat in vele gevallen terecht werd ge hanteerd. Het was nu eenmaal een feit dat z.g. 'kostuumfilms' - wan neer niet tevens avonturenfilms - meestal weinig suksesvol waren. "Mijn Prinses" werd afgewezen op grond van de overweging dat het bioscooppubliek niet geconfronteerd wenste te worden met verhalen over ernstig zieken. Dit was nooit duidelijk aangetoond, omdat er te weinig films van dit genre waren geproduceerd. In dit geval werd bo vendien over het hoofd gezien, dat het boek waarnaar de film was ge maakt door het blad Libelle in wekelijkse afleveringen was gepubli ceerd met veel positieve reakties. "Natlek" werd afgewezen op grond van te verwachten moeilijkheden met de filmkeuring. De drie films werden dus niet genomen, hoewel de vraagprijzen van f 2.500, tot f 10.000, -- garantie voor die tijd heel acceptabel wa ren. Wel werden twee Deense films gecontracteerd, een nieuwe ver sie van de operette "Die Fledermaus" en de film "Tagsten". Onnodig te zeggen dat de teleurstelling groot was toen bleek dat de drie afgewezen films enorm suksesvol waren, terwijl de gecontrac teerde films praktisch onvertoonbaar bleken. Een zeker risico moet soms wel genomen worden, vooral wanneer de condities zodanig zijn, dat men zijn nek er niet over kan breken. Coronafilm met "Zeventien", Eurofilm met "Mijn Prinses" en City- film met "Natlek" deden rekord-zaken en wij zaten ernaast! Gelukkig waren we niet 'neringziek' en konden we ons over elk suk- ses verheugen, ledere film die sukses had, betekende compensatie voor de terugloop in het bioscoopbezoek, die zich in die jaren steeds duidelijker begon te manifesteren. Maar spijtig bleef het wel! F.R van den Berg 27 M Ml

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1990 | | pagina 26