JEUGDFILMKEURING IN EIGEN HANDEN?
De Nederlandse overheid zoekt naar bezuinigingen en wil daarom
graag decentraliseren en privatiseren, als het maar niet teveel
ambtenaren hun baan kost. Het is daarom niet verwonderlijk dat
Binnenlandse Zaken, waaronder de politie, de BVD en de filmkeu
ring ressorteren, zich nu schijnt af te vragen of de filmkeuring niet
aan het filmbedrijf zélf gedelegeerd kan worden. Dat is niet alleen
goedkoper, maar oogt nog progressief óók.
Moet de NBB zo'n eventueel verzoek letterlijk en figuurlijk hono
reren, of kan ze het maar beter beleefd doch beslist afwimpelen?
VROEGER
Toen nog alle films voorafgaand aan hun vertoning aan een
keuring werden onderworpen, was er sprake van censuur. In ons
land heeft dat op grond van de Bioscoopwet (1926) tot 1977
geduurd; in Denemarken slechts tot 1969. Sindsdien behoeven
films alleen nog maar gekeurd te worden indien ze bestemd zijn
voor 'vertoning' aan een publiek van 16 jaar en jonger. De herziene
Grondwet (1983, art. 7, lid 3) staat deze uitzondering toe, hoewel
preventieve censuur op film verder gewoon verboden is. Op de
interessante vraag of uitzending via de televisie dan wel uitlening
door een videotheek ook onder het begrip 'vertoning' valt, ga ik
nu niet in.
Zo'n filmkeuring voor volwassenen heeft in alle landen ter wereld
bestaan, en in de meeste bestaat ze nóg. Over landen waar
evenmin vrijheid van drukpers bestond en bestaat, wil ik het niet
hebben. Het merkwaardige van de filmcensuur is nu juist altijd
geweest dat ze heeft bestaan (en nog bestaat) in vele landen waar
men alles mocht drukken en uitgeven zonder vooraf toestem
ming te moeten vragen. De film werd als instrument voor vrije
meningsuiting gewoon niet op één lijn gesteld met de drukpers.
Historisch gezien kwam dat doordat men aan de film een grotere
invloed (vooral ook op ongeletterden en jeugdigen) toeschreef
dan aan boeken en voorts omdat de film van oudsher met kermis
en commercie werd geassocieerd (en boeken met kunst, politiek
en wetenschap). Het heeft lang geduurd voordat de wetgever
films evenzeer als een gewoon communicatiemiddel is gaan zien
als het gedrukte woord, het toneel, de schilderkunst. Bij de
overgang van handschriften naar gedrukte boeken heeft zich iets
dergelijks voorgedaan: de elite moest wennen aan een relatief
'massale' verspreiding van kennis en meningen, en stelde dan
ook prompt een censuur op het gedrukte woord in.
OVERHEIDSTAAK?
Geen zinnig mens zal bestrijden dat er films denkbaar zijn die
verboden moeten worden, bijvoorbeeld omdat ze racistisch zijn.
Dat geldt ook voor boeken en tijdschriften. En het kan ook -
achteraf, op basis van een strafrechtelijke aanklacht. Maar is het
de overheid die als waakhond moet optreden?
Ook is er consensus (althans onder de meeste ouders) dat je aan
de jonge en minder jonge jeugd niet zo maar alles kunt laten zien
of lezen. Maar dat geldt niet alleen voor bioscoopfilms, ook voor
televisie, video's, tijdschriften, boeken, theatervoorstellingen en
straattaferelen. Het gaat hierbij gewoon om een verantwoorde
lijkheid van de ouders en opvoeders. In het onderwijs wordt elke
overheidsinvloed verfoeid. Tot op de dag van vandaag is het Bij
zonder Onderwijs een heilige koe. Maar is het dan de overheid die
voor alle gezindten opeens wél moet uitmaken wat gezien en
gelezen mag worden door de jeugd? Nee, natuurlijk, het land zou
te klein zijn! Maar waarom dan bij uitzondering wél, exclusief, als
het gaat om films in de bioscoop?
PRINCIPIEEL
Principieel vind ik de jeugdfilmkeuring geen taak voor de over
heid, zo min als ik een jeugdboekenkeuring of jeugdbladenkeu-
ring dat zou vinden. We hebben hier te maken met een anachro
nisme. Ik wil geen kwaad woord zeggen over de manier waarop
de filmkeuring haar werk sinds de invoering van de Wet op de
filmvertoningen (1977) heeft uitgevoerd. Ze schijnt onlangs zelfs
Deep throat te hebben toegelaten voor boven de 16 jaar (een
geintje om de 18-jaar grens te omzeilen), met als bemerking dat
er 'niet veilig gevrijd' werd.
Het gaat om het principe. Niet Big Brother behoort uit te maken
wat onze kinderen in de bioscoop mogen zien, ook niet als de staat
zich laat adviseren door een college van zichzelf als keurder
aangemeld hebbende vaderlanders.
Kortom: hoe eerder Binnenlandse Zaken de jeugdfilmkeuring af
schaft, hoe beter. Laat de bioscoopexploitanten maar uitmaken
wie ze willen binnenlaten en wie niet (net als in de horeca).
PRAKTISCH
Al in de tijd van de filmcensuur waren er verschillende landen
waar de bedrijfstak (om erger te voorkomen) de keuring in eigen
DE ISfEDERtANDSE FILMKEURING
KEURINGSKAAftT
De Nederlandse Fiii t de film
•II.MMUMWER
speelduur
op verzoek van
oegefaten voor verton» »penbare voorstellingen voor personen v<
leef
VGravenhaqe,
iimnm
hand nam. De bekendste voorbeelden zijn de Verenigde Staten
(MPAA), de Duitse Bondsrepubliek (FSK) en Engeland (BBFC).
Nederland heeft die traditie niet.
Praktisch gesproken denk ik dat het voor de exploitanten van
belang is - strikt uit een oogpunt van klantenservice - dat ze per
film een leeftijdsadvies kenbaar maken. Dat mag geen betuttelend
advies zijn, maar nog minder een 'positief' advies ('geschikt'). Ze
hebben daarnaast de vrijheid om wegens andere redenen, bij
voorbeeld omdat ze geen kauwgum of ijsvlekken in de stoelbekle-
ding willen hebben of omdat het een nachtvoorstelling is, bepaal
de leeftijdgrenzen te stellen.Meer is niet nodig. Uit zakelijk oog
punt lijkt het me niet erg verstandig in een woensdagmatinee een
pornofilm te presenteren. Dat is slechte public relations. Even
eens uit zakelijk oogpunt lijkt het me doelmatig dat die leeftijdad
viezen afkomstig zijn van een centrale instantie, zodat niet elke
exploitant dat op eigen houtje behoeft uit te zoeken. Maar dat kost
geld.
11
r
Johan vam Hoorsistraat 1 - 2S9S HP '5-GRAVEMHAGE - Tel. 070-
iag van ds daarte j
pdig. srsdis/i". z m hm si
sm .:;?-. hm iokaaï, VHi