geheel of gedeeltelijk af te dekken middels leningen op gunstige
voorwaarden.
IT TAKES THREE 10 TANGO
Bij Eurimages ligt de drempel om voor ondersteuning in aanmer
king te komen bij een samenwerkingsverband tussen tenminste
drie co-producenten uit verschillende lidstaten. Een dergelijk
kwantitatief minimum kent bijvoorbeeld het distributiefonds
Efdo ook.
Indien de samenwerking tussen de co-producenten een meer
dan louter financieel karakter heeft, kan Eurimages een bijdrage
verlenen tot ca. 20% van de produktiekosten. In geen geval ech
ter bedraagt deze bijdrage meer dan 5 MFF. per projekt.
Op grond van de totale produktiekosten van de tot nu toe onder
steunde films, komt Eurimages' interventie overeen met gemid
deld 11% per co-produktie.
Inmiddels werden zo'n dertig co-produkties ondersteund en daar
zullen dit jaar nog zeker een vijftiental bijkomen.
Onlangs besloot Eurimages zijn werkterrein uit te breiden met de
ondersteuning van de co-produktie van dokumentairefilms en de
distributie van beide genres. De keuze om de dokumentairefilm
prioriteit te geven laat zich verklaren uit de toenemende belang
stelling voor deze filmvorm. Bovendien is de financieringspro-
blematiek voor de makers van dit genre in hoge mate identiek aan
die van hun speelfilmkollega's.
De uitbreiding met een distributieprogramma naast het hiervoor
al genoemde E.G.-fonds Efdo, heeft te maken met het feit dat Efdo
zich hoofdzakelijk beperkt tot het bedienen van de E.G.-lidstaten
aangevuld met Zwitserland en Oostenrijk.
Eurimages omvat, naast de E.G.-lidstaten nog eens zeven niet
E.G.-lidstaten die niet door Efdo bediend worden. Het zal duidelijk
zijn dat deze landen eveneens belang hebben bij de ondersteu
ning van de distributie van hun films in andere landen en vice ver
sa.
Eurimages bestaat nog te kort om nu al konklusies te trekken ten
aanzien van de effekten van zijn beleid. Ook is er nog geen klare
lijn in het soort co-produkties waarop Eurimages zich richt. Even
min werd vorm gegeven aan de ondersteuning van televisiepro-
jekten, zij het dat de ondersteuning van dokumentaire co-produk
ties uiteindelijk meer de televisie ten goede komt dan de biosko
pen.
Los van de traditionele co-produktiepatronen die ook zonder Eu
rimages' interventie wel ontstaan, zijn er nogal wat co-produkties
ondersteund tussen nog niet eerder vertoonde kombinaties:
Spanje, Portugal en Luxemburg of Zweden, Denemarken en Ita-
liae, om enkele extremen te noemen.
Zolang er sprake is van werkelijk artistieke of technische samen
werking, zal Eurimages graag zijn zegen geven.
Europuddingen worden in Straatsburg echter niet gebakken.
SUBSIDIEKULTUUR
Deze nieuwe vormen van samenwerking zijn misschien wel het
meest konkrete resultaat te noemen van Eurimages' aktiviteiten
tot nu toe. Een resultaat dat Eurimages overigens deelt met het
merendeel van de hiervoor al genoemde E.G.-Media '92 projek-
ten.
De vraag die op termijn echter rest is of de aanzienlijke geld
stroom die thans op gang gebracht is, voldoende is om er de be
langstelling van het publiek voor Europese films mee te herwin
nen.
Vooralsnog zijn er geen tekenen die daarop wijzen.
Het grootste gevaar dat dan ook voor de Europese film dreigt, is
dat hij verwordt tot een louter gesubsidieerd kultuurgoed. Daar
mee is niets ten nadele van gesubsidieerde kultuurgoederen ge
zegd, maar op de een of andere manier komt mij een dergelijk toe-
komstperspektief benauwend voor.
Het is duidelijk dat er spoedig nog iets anders zal moeten gebeu
ren om de bestaansvoorwaarden van de Europese cinema te ver
beteren. Bovendien lijkt het geduld van de Europese politiek met
film niet onuitputtelijk.
E.G.-studies maken meer gewag van de enorme honger naar
nieuwe programma's dan van de dorst naar nieuw publiek. De
tendens om nieuwe hulpprogramma's te ontwikkelen voor de
Europese filmproduktie (al dan niet op HDTV) en om bestaande
hulpprogramma's voor hetzelfde doel uit te breiden, is onmis
kenbaar.
Hoe obligaat de roep van de onlangs in München verzamelde
theaterexploitanten naar meer publieksgerichte Europese films
ook moge klinken, geheel ongerechtvaardigd is deze noodkreet
niet.
Maar los van de publieksvraag zouden de overheden zich in Euro
pees verband eens diepgaand moeten bezinnen op de huidige
marktkondities voor onafhankelijke producenten. De onderhan
delingspositie van deze groep ten opzichte van de publieke en pri
vate omroepen is ronduit abominabel. In dit opzicht doet overi
gens de positie van bijvoorbeeld de Engelse producenten niet
onder voor hun Nederlandse, Franse of Duitse kollega's.
De rol van Eurimages in dit krachtenspel is slechts bescheiden.
Getracht wordt om met een financiële ondersteuning van de pro
ducent een tegenwicht te bieden aan de anders noodzakelijke uit
verkoop van rechten op voorhand.
Gegeven echter de snelle stijging van de gemiddelde produktie
kosten, begint het te lijken op dweilen met de open kraan. Geloof
alleen is niet meer voldoende. Evenmin als geld.
Een heroverwinning van de vrije marktprincipes in de audiovi
suele industrie is dringend gewenst. Ik pleit hier niet voor strikte
quotaregelingen of andere restriktieve staatsbemoeienis, maar
voor een iets andere attitude dan het grijpen van het chequeboek.
REAL MONEY
Tenslotte nog een illustratieve anekdote.
Op bezoek bij het British Pavillon tijdens het laatste filmfestival
van Cannes, werd de Engelse onderminister van het Department
of Trade and Industry, verantwoordelijk voor o.m. het filmbeleid,
Mr. Eric Forth, ondervraagd door een journalist van het weekblad
Screen International. Op de vraag welk perspektief hij zag voor de
Engelse cinema antwoordde Forth: "What I want is real films,
shown in real cinemas for real people that have paid with real
money."
Waarop de journalist snedig opmerkte: "In other words, Ameri
can films."
Deze dialoog is niet alleen geestig, maar onthult tevens een diepe
waarheid. De Britse opvattingen over Europese samenwerking
zijn bekend. Het absolute geloof in de vrije markt en een sterke
Engelse filmindustrie zal minister Forth echter niet helpen. Het
water staat ook de Engelse filmmakers aan de lippen en dat terwijl
daar de taalbarrière non-existent zou zijn.Het instandhouden van
het Amerikaanse vijandbeeld is eenzijdig en kontraproduktief.
Ambities om de Amerikaanse markt te gaan veroveren vanuit Eu
ropa lijken mij ijdel.
Voor de Europese filmmakers valt er maar één markt te verove
ren, liever gezegd te heroveren, t.w. de thuismarkt.
R.Rienstra
Uitvoerend Sekretaris Eurimages
24