EN DE DISKUSSIES LAAIEN WEER OP....
Nederlandse
Film
Dagen
Voor de tiende keer vinden dit jaar de Nederlandse Filmdagen
plaats. Naast het vertonen van ruim 180 films die de afgelopen
twaalf maanden zijn geproduceerd, staan traditiegetrouw vele
bijeenkomsten op het programma, waar met verve, vlijt en fel
heid de misstanden in de Nederlandse filmproduktie worden
aangetoond, bestreden of geanalyseerd.
Veel woorden worden besteed aan het Nederlandse filmpro-
duktieklimaat. De financiering, de gestegen produktiekosten,
de exodus van professionals, de rol van de omroepen, de di
stributie, de co-produktie, het hele scala van onderwerpen
wordt weer van zolder gehaald, afgestoft en voor het voetlicht
gebracht. Alle betrokkenen spelen de jaarlijkse rol van Tho-
masvaer en Pieternel en zijn het over één ding roerend eens:
Er moet op korte termijn wat gebeuren.
Edoch na de Filmdagen neemt alles weer zijn eigen loop om
het jaar daarop weer opnieuw op te duiken.
NOTA'S IN AANTOCHT
Het is jammer dat de nota van Drs.Aad Hoogervorst (WVC) nog
niet klaar is. Hij werkt aan een opzet voor een (vernieuwde) on
dersteuning van de Nederlandse filmproduktie als onderdeel van
de Kunstennota, welke medio september op het buro van minis
ter D'Ancona moet liggen. Breekt hij een lans voor de 'studio-
gedachte', d.w.z. serieuze producenten kunnen over een periode
rekenen op steun voor meerdere projekten? Opteert hij voor het
"Deense model', één fonds (in plaats van vier) beheert door twee
beslissingmakers. Of blijft alles bij het oude?
Ook een rapport van onderzoeksburo Fr.Driessen, dat de doelma
tigheid van de twee produktiefondsen moet doorlichten ver
schijnt pas in oktober.
WERKLUNCH
Een van de interessantste bijeenkomsten vindt op zaterdag 23
september plaats. Een werklunch waar parlementariërs, die zij
delings de kunst bestieren, aanschuiven naast producenten, ver
huurders, financieel deskundigen en vertegenwoordigers van de
fondsen en overheid.
Waarover spreken wij en zij?
Wordt het een Babylonische spraakverwarring, waarin de verte
genwoordigers van het filmbedrijf:
- met rode konen beweren dat de financiering van Nederlandse
speelfilms een ad hoc financiering is. Hap-snap werk, waarbij
niet de tijd wordt gegund om een scenario goed op te zetten en
te toetsen.
- fel de pers aanvallen dat zij het Nederlands produkt te weinigon-
dersteunt, alleen maar artistieke stokpaardjes berijdt en weinig
oog heeft voor de productionele problemen.
- met vuur betogen, dat de Fondsen bestaan uit regenten diewille-
keur betrachten, die er een genoegen in scheppen de producent
van 'loket naar loket' te sturen om de produktiepenningen te
vergaren.
- de exploitanten verwijten dat hun zalen niet meer voldoen aan de
eisen van de verwende consument en met ijzeren hand de Wet
van de Prolongatie hanteren c.q. weinig of geen risiko nemen
het Nederlands produkt een kans te geven.
- de verhuurders voor de voeten gooien, dat zij geen enkelesprei
ding van de grote commerciële films kunnen bewerkstelligen.
Alles op een kluitje waarvan afgelopen zomer weer een schitte
rend staaltje van onkunde, terwijl miljoenen consumenten zich
in het buitenland bevonden.
- met geheven vinger de overheden beschuldigen van een gebrek
aan visie, ongeacht of het produktie, distributie, exploitatie of
export betreft.
- de omroepen vervloeken wiens dramaturgen het alibi zijn voor
de direkties om voor een minimale bijdrage een maximale kijk
dichtheid te verwerven.
- de producenten betichten van het feit dat zij vooraf nietbepalen
of hun produkt wel aantrekkingskracht heeft voor de consu
ment.
- en tenslotte de Nederlandse consument verwijten dat zij hetva-
derlandse filmprodukt niet in d'armen sluit als een Corrie Ko-
nings of Ruud Gullit.
Kortom kollektief de schuld afschuiven op Jan en Alleman. Dat is
eenvoudig en voorkomt het pijnigen van de eigen hersenen. Alle
geledingen kunnen ook de hand in eigen boezem steken en zacht
jes mompelen, 'Mea culpa, mea maxima culpa. Film est'.
EVENEMENT
Een ding laat zich niet verloochenen. Film en bioscoop leeft niet
echt (meer) bij het Nederlandse publiek, dat nauwelijks meer dan
één keer per jaar een film op het grote doek ziet. Het laagste op
komstgemiddelde van geheel Europa.
Film leeft niet in Nederland. De Nederlander investeert veel in eer
ste en tweede behuizing, in zijn tweede of zoveelste vakantie en
schijnt alleen nog maar de deur uit te gaan voor iets wat
hij/zij eigenlijk niet mag missen. De intocht van het Nederlands
elftal in 1988, SAIL '90, de Van Gogh-expositie. Evenementen,
die een uniek karakter dragen.
De onlangs gehouden FIRATO trok ruim een kwart minder bezoe
kers dan twee jaar terug. Niet zo verwonderlijk: er was nauwelijks
iets nieuws, afgezien van de zoveelste belofte dat HDTV binnen
vier jaar de markt zal veroveren.
HOORN DES OVERVLOEDS
Succesvolle films als SCHATJES, FLODDER en AMSTERDAM-
NED trokken in absolute aantallen aanzienlijk minder bezoekers
dan FANFARE, de eerste CISKE, TURKS FRUIT of WAT ZIEN IK.
De laatste vier gingen in première in een tijd waarin de hoorn des
overvloeds nog niet half gevuld was.
Een tijd waarin van een tweede huis of derde vakantie geen sprake
was. De surfplank stond nog op de tekentafel. Legaal gokken was
een illusie en voor trimmen was men te moe. Pretparken beston
den nog niet. Video was een droom. Zwemmen in het IJsselmeer
of een bezoek aan het Openluchtmuseum waren uitjes van de eer
ste orde. Dat gold ook voor een bezoek aan de bioscoop, ook al zat
men op een krakende stoel.
Nu trekt de verwende consument uitsluitend de huisdeur achter
zich dicht als het gaat om een film die hij werkelijk wil zien en niet
wil wachten op de videocassette of een uitzending op TV17.