met u over te praten in de komende jaren en ik denk dat dat voor mijn collega's ook geldt, maar dan zal er ook iets van u moeten komen. Ik heb al gezegd dat er in ieder geval een paar, wat mij betreft, serieuze aanzetten zijn waar ik verder mee zou willen in de politiek en waarmee ik ook bij u terugkom." AUTEURSFILM EN PUBLIEKSFILM Lankhorst voelt voor de gedachte dat producenten die bewezen hebben dat ze goed werken, een meerjaren plan moeten kunnen indienen, zodat ze niet voor elk filmprojekt diverse loketten moeten aflopen. Wel is hij van mening dat de economische en financiële kant van de zaak onvoldoende aan de orde zijn geko men. "Voordat ik op het politiek-culturele vlak meer uitspraken kan doen, over wat het ministerie van WVC zou kunnen doen en wat voor eisen je zou mogen stellen aan de minister, wil ik meer horen over en inzicht hebben in de financieel-economische as pecten. Voorlopig blijf ik in ieder geval toch ook nog stellen dat als we de Nederlandse film belangrijk vinden, als we het belangrijk vinden dat Nederlandse filmproducenten geholpen worden, dat ik dat niet alleen een zaak vind van WVC, maar wel degelijk ook nog naar Economische Zaken wil blijven kijken." van der Heijden verbaast zich erover dat zo aangedrongen wordt op ingrijpen van de overheid. Hij steunt het idee van Geels om geld voor scenario's rechtstreeks aan de producenten te geven. Ten aanzien van de kritiek op het werken van de fondsen merkt hij op, "Is het langzamerhand niet zo dat, ondanks het feit dat er mis schien geen onderscheid moet bestaan tussen zoiets moois als een auteursfilm en zoiets verschrikkelijks als een publieksfilm, het er alleen maar om gaat hoe mensen naar de bioscoop gebracht worden en mensen graag naar de televisie kijken. Ik kan me niet voorstellen dat dat in innerlijke twisten kennelijk weg loopt. Daar maakt de politiek gebruik van, want die heeft het dan gemakkelijk, die kan achterover zitten omdat er dan helemaal geen klem op de politiek zit om iets te doen. Jullie hebben zo'n verdeelde wereld daarover, dat het een politicus - ik zeg dat in alle eerlijkheid, misschien zelfs naïviteit - zich daar het minste onge rust over hoeft te maken." STIMULEREN VAN HET BEDRIJSLEVEN Klap gaat nader in op de financiering van speelfilms, "We hebben het gehad overtelevisiegeld en overfilmgeld. Er is een doelheffing voor de publieke omroep heb ik begrepen. Over een doelheffing voor de filmindustrie is veel gesproken in het verleden. Wat ik begrijp is dat de politiek niet zit te wachten op bijv. nog meer en andere doelheffingen. Die indruk heb ik, maar ik kan me daarin vergissen." Het verstrekken van kapitaal door het bedrijfsleven is door de daling van het bezoek niet aantrekkelijker geworden, zo meent hij. De overheid zou particulieren en het bedrijfsleven kunnen stimu leren te participeren in cultureel of artistiek waardevolle produk- ties door belastingvoordelen en tax-shelters. "Dat is geen onge bruikelijke zaak in het buitenland. En is het een haalbare zaak om iets dergelijks in de politiek te bewerkstelligen?" STEUN AAN DE EUROPESE FILM Jh.P.WoIff beklemtoont dat incidentele successen ten spijt, het gemiddelde bioscoopbezoek aan Nederlandse films te laag is om rendement te maken en dat de exportmogelijkheden van de Nederlandsefilm.gelijkdemeesteandere Europese films, buiten gewoon gering zijn. Aan dat algemene Europese probleem zal gewerkt moeten worden. "De nationale produkten moeten allerlei hordes overwinnen en zolang ze die hordes niet overwinnen, kunnen ze zich nooit bewijzen. Je zult ze dan toch eens een keer moeten helpen. En op de lange duur zullen ze zichzelf moeten helpen." Binnen de EG wordt gesproken over hulp aan de bioscopen, niet zo zeer met de bedoeling de bioscopen te helpen maar alleen om daarmee indirect de Europese film te steunen. "De bioscoopsector op zichzelf is hier helemaal niet in het geding, het gaat om de Nederlandse film in dit geval en om de Europese film in het algemeen." Tijdens een onlangs gehouden internationale conferentie moge lijke EG-gelden ter beschikking te stellen voor de bioscopen, heeft hij zelf gewezen op het feit dat deze bedoeling erg ongeloofwaar dig is, wanneer men eerst niet iets doet aan de BTW. Het gaat voor een land als Nederland om veel grotere bedragen dan de even tuele gelden die uit deze EG-pot naar Nederland zouden vloeien. De EG zou eerst moeten zorgen dat film, met de andere kunsten, in het lage tarief komt. Nederland is met Denemarken het enige land dat in het hoge tarief zit. "De Nederlandse Bioscoopbond heeftzich hieroveral meerdere malen sterkgemaakttegenoverde overheid. Als dat zou gebeuren, dan zijn wij bereid om een belangrijk deel van die vrijkomende gelden ter beschikking te stellen aan de nationale produktie, of je dat nou bestemmings heffing moet noemen of wat dan ook." ONÜERNEMERSRISICO M.Melchior vertolkt de mening van de bankinstellingen. "Wij investeren niet, wij financieren. En financiering betekent in zijn algemeenheid dat je als bank in een project, in een bedrijf, geld stopt met de verwachting dat je dat geld zeker terug krijgt. Een investering is iets anders. Dat is een ondernemersrisico nemen, waarbij je hoopt dat je je geld, liefst met zoveel mogelijk winst, terugkrijgt. Banken benaderen filmfinanciering hetzelfde als alle andere financieringen. Het moet in principe een risicoloze finan ciering zijn." Aangezien tachtig procent van de omzet komt uit Amerikaanse films, pleit R.Wijsmuller, om niet alleen meer Nederlandse films te maken, maar ook duurdere. "Je komt er niet met een beperkte bijdrage voor een Nederlandse produktie van ongeveer 8,5 ton. De partijen zouden ookop voorhand hun geld moeten neerleggen. Ik zeg dat ook in de richting van de televisie, die, verwend als ze waren totdat Véronique kwam, dachten dat ze pas hoefden te betalen bij de uitzenddatum. Maar drie jaar rente is heel veel geld." MIDDELEEUWEN VAN HET MEDIALANDSCHAP Blokker reageert op een aantal punten. "Dat het er mij van meet af aan om ging, dat er sprake is van een naar elkaar toegroeien van televisie en film in termen van belangen, en dat ik daarom de overheid verwijt dat ze nog steeds in 1930 leeft, te weten het jaar waarin de omroepwet - die toen Zendtijdbesluit heette - werd ingesteld, en dat we nog steeds in de Middeleeuwen van dat medialandschap leven. Ondanks het feit - en daar geef ik de heer Lankhorst gelijk in - dat er intussen een totaal ander soort werkelijkheid is ontstaan." Van harte onderschrijft Blokker het standpunt van Van Nieuwen hoven dat mensen die uit het filmvak komen - ongeacht of ze drama of film op video, op 16 of 35mm maken - veel beter en gestructureerder hun plaats c.q. werkgelegenheid moeten kun nen vinden bij de televisie. "Ook weer in dat opzicht zijn op een vreselijke manier die twee circuits nog steeds gescheiden". Hij wijt dat niet alleen de geslotenheid van televisie, maar ook aan de 14

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1990 | | pagina 14