HULP VOOR DE FILMPRODUCTIE IN EUROPA DOOR STEUN AAN BIOSCOPEN, OF HULP VOOR DE BIOSCOPEN DOOR STEUN VOOR DE EUROPESE FILM? Dit is het derde van enige artikelen over de intentie van de E.G., in het kader van 'Media 92' ook steun te verlenen aan bioscopen. Terwijl het tot voor kort scheen, dat er over deze intentie een redelijke mate van overeenstemming bestond, is tijdens de op 29 oktober te Parijs gehouden algemene bestuurs-vergadering van de U. N. I. C. gebleken dat er onder de bestuursleden een fundamenteel verschil van inzicht bestaat over de in de titel van dit artikel gestelde vraag. Hoewel dit meningsverschil de toewijzing van toch wel substantiële fondsen aan de organisaties van het bioscoopbedrijf niet in de weg hoeft te staan, lijkt een beschouwing over dit verschil van inzicht van belang met het oog op het in de naaste toekomst te voeren beleid. IDEEËN VAN DE EXPLOITANTENRAAD Zoals op de werkconferentie te Brussel met de functionarissen van 'Media 92' was afgesproken, heeft ook de Exploitantenraad ideeën uitgewerkt voor de bij 'Media 92' in te dienen voorstellen met betrekking tot steun aan bioscopen ten behoeve van publiciteitscampagnes. Bij deze ideeën is ervan uitgegaan dat het om publiciteit voor in Europa gemaakte films dient te gaan. Niet te ontkennen is immers, dat ook gemakkelijk toegankelijke, onderhoudende films uit andere landen van Europa in het alge meen een handicap hebben, namelijk een zeker vooroordeel bij het grote publiek. (Een sprekend voorbeeld daarvan wordt ge vormd door de films "Trois hommes et un couffin" en "Three men and a baby".) Uiteraard zal de filmproductie in Europa zich uiteindelijk op eigen kracht moeten kunnen handhaven; om een aanmerkelijk marktaandeel te kunnen veroveren, zijn er echter steun- en stimuleringsmaatregelen nodig. Daarvan uitgaande, heeft de Exploitantenraad in zijn vergadering van 24 oktober de volgende ideeën naar voren gebracht: T.a.v. de televisie Begrijpelijkerwijs is het de E.G. een doorn in het oog, dat er zo weinig uit Europese landen afkomstige films in de bioscopen worden vertoond. Overeenkomstige overwegingen als bij de bioscoopexploitanten leiden er toe dat ook de omroepen betrek kelijk weinig speelfilms, televisieproducties en series uit andere Europese landen in het televisieprogramma opnemen. Een gevolg daarvan is, dat Europese acteurs buiten hun eigen land i.h.a. veel minder bekendheid genieten dan hun collega's uit de V.S., en dat het publiek ook minder vertrouwd is met de culturen waarop de producties zijn gebaseerd: de Amerikaanse huiskamers zijn, zoals de minister van W.V.C, vier jaar geleden al tot zijn spijt moest constateren)1bij het Nederlandse publiek veel bekender dan bijv. de Franse. Zonder voor quotering bij de televisie ten behoeve van Europese producties te willen pleiten, is de Exploitantenraad toch weivan mening daterhiereentaakvoordetelevisie is weggelegd. Anders dan de bioscopen, behoeven de publieke omroepen zich immers niet zelf te bedruipen. Bovendien is er in het budget van 'Media 92' een bedrag van 20 miljoen Ecu's uitgetrokken voor de distributie via video en televisie)2. Verwacht mag daarom wor den, dat m.n. de publieke omroepen wat meer dan tot dusverre bereid zullen zijn, uit Europese landen afkomstige producties te vertonen, ookal zullen deze, althans vooralsnog, lagere kijkcijfers opleveren dan wenselijk zou zijn. (Niet duidelijk is overigens, op welke wijze de Europese film kan worden geholpen met het besteden van een aanmerkelijk deel van het genoemde bedrag aan video-distributie. Over het project 'EVE-European Video Area' als onderdeel van het programma 'Media 92' is dan ook door de evaluerende commissie een kritische opmerking geplaatst)3.) Complexe en geconcentreerde acties De Exploitantenraad is van oordeel, dat acties voor het verminde ren van vooroordelen ten opzichte van Europese films voorlopig alleen dan een merkbaar effect kunnen hebben, als deze gecon centreerd worden op de films uit één, hoogstens twee landen. Aangezien de Franse film een vrij grote populariteit in Nederland heeft gehad, en de Franse productie nog betrekkelijk groot is, lijkt concentratie van de acties op de Franse film de meeste kans op succes te bieden. In een later stadium kan dan een ander land aan het steunprogramma worden toegevoegd, bijv. Italië. Gezien de moeilijkheid, gedurende lange tijd bestaande vooroor delen te overwinnen, wordt kans op succes alleen gezien bij een complex van activiteiten. In de eerste plaats is hier de al genoemde rol van de televisie van belang. Daarnaast is uiteraard te denken aan speciale roulementen, premières en filmweken. Dat hierbij ook de desbetreffende ambassade dient te worden betrokken, spreekt vanzelf. Uitgaande van de gedachte, dat, wie de jeugd heeft, althans enige toekomst heeft, is ook gedacht aan de mogelijkheid van subsidie voor voorstellingen van Europese, i.c. Franse films voor scholen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de ervaringen die er op dit gebied zijn opgedaan in Italië.)4 Een eveneens onderkend probleem is de voorziening van nieuws over filmproducties in Europese landen ten behoeve van de filmjournalisten en via deze voor het publiek. Deze nieuws voorziening is veel geringer en zeker ook minder professioneel van opzet dan die over Amerikaanse producties. Het idee is hier, de verzameling van gegevens over filmproducties in Europa te coördineren, en financiële steun te geven aan een in de belangrijk ste talen verschijnende bijlage bij "Screen International". Andere opvattingen, maar toch praktische voorstellen Terwijl het voor de Exploitantenraad evident is geweest dat de eigenlijke bedoeling van de E.G. niet hulp voor de bioscopen is, maar via steun aan bioscopen hulp voor de Europese film, bleek deze mening zeker niet door alle bestuursleden van de U.N.I.C. te worden gedeeld. De gedachtengang bij de andersdenkenden is daarbij ongeveer als volgt: Media 92' heeft tot nu toe hulp programma's opgesteld voor alle geledingen behalve voor de bioscopen, doch nu komen eindelijk ook de bioscopen aan bod - directe financiële steun aan bioscopen voor het vertonen van Europese films is op de werkconferentie te Brussel als onuitvoer baar beoordeeld - de bioscopen zijn onmisbaar voor de continuï teit van de speelfilmproductie, dus ook voor de filmproductie in Europa-hulp voor de bioscopen in Europa is dus indirect ook hulp voor de Europese film. Hoe begrijpelijk en tot op zekere hoogte ooknietonjuistdeze redenering ookmogezijn, kennisneming van het hele programma van 'Media 92' en van hetgeen daarover van (Vervolg op pagina 25) 23

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1990 | | pagina 23