intellect, gevoel voor het zichtbaar maken van het onzichtbare, dat zouden de criteria moeten zijn. Nu is het de middelmaat die anderen zijn normen oplegt. Wat voor de samenstelling van de commissies geldt, geldt trouwens voor het gehele filmbedrijf: er wordt veel te veel geschoven binnen hetzelfde kringetje. Het is net een klein inteelt-dorp! Dat werkt verlammend en weinig inspirerend." Zou aan het functioneren in bredere zin van de fondsen iets veranderd moeten worden? Nu moet je als filmmaker een einde loos aantal loketten langs en word je bovendien nogal eens 'van het loket naar de muur gestuurd'. Gerdin: "Ik vind het niet zo'n kwalijke zaak, dat er een aantal stappen noodzakelijk zijn om te krijgen wat je als filmmaker hebben wilt. Als je echt bezield bent door een bepaald idee, een film moét maken, zal 't je alleen maar sterker, vastberadener maken. Het lijkt me een redelijk idee één persoon de eindverant woordelijkheid te laten dragen voor de beslissingen van de diverse commissies, zodat het beleid een gezicht krijgt en er iemand op aan te spreken is. Begrijp me goed, ik houd geen pleidooi voor één sterke leider! Je zou ieder jaar of iedere twee jaar iemand anders moeten aanstellen, want macht corrumpeert nu eenmaal. Verder zou ik willen voorstellen de beslissingen van de commis sies op verzoek openbaar te maken. Er hangt nu een waas van geheimzinnigheid rond de afwijzingen." Toegegeven, er zou hier en daar wat verbeterd kunnen worden, maar dan nog blijft de vraag waarom zoveel Nederlandse films, hoe goed gefinancierd ook, de mist ingaan. Voor een groot aantal films geldt: première op de Nederlandse Filmdagen, als het meezit nog even in een filmhuis en dan exit film. Gerdin: "Geld is niet de oplossing van alle problemen binnen de Nederlandse filmproduktie. Meer geld levert niet per definitie een interessantere film op, ook al omdat meer geld vaak alleen maar ten goede komt aan commerciële bedrijven als studio's en labo ratoria, maar dit terzijde. Ik denk eerder aan wat Marsman ooit schreef: 'Groots en meesle pend wil ik leven...'". Dat klinkt ons nog steeds zeer on-Nederlands in de oren! Wij - met Calvijn als een van onze geestelijke voorvaderen - groots en meeslepend leven? "Dat is zeker een deel van het probleem. De Nederlander staat stevig met z'n voeten in de klei. Erg veel gevoel voor drama en poëzie hebben we niet. In de Nederlandse film blijft het anecdotisch. Je ziet maar zelden dat het alledaagse er boven uit getild wordt, verheven wordt tot iets universeels. Een voorbeeld van een film, waarin dat wél gebeurd is, is 'Secret Wedding' van Agresti. Een ander punt is dat bij veel filmmakers de noodzaak, de drang lijkt te ontbreken om iets overgetelijks, iets unieks, iets onovertroffens te creëren. Zijn ze niet bezield van het idee dat ze willen verbeelden? Soms lijkt dat precies hetgene wat aan de film ontbreekt: een ziel. Filmmakers lijken zo vaak in beslag genomen door de techniek en het ambacht van de dialogen, de spelregie, dat de verbeelding van het idee uit het oog wordt verloren. Natuurlijk is film een vak en een ambacht, maar het mooie is dat het dat vaak overstijgt en kunst wordt, een ervaring die je enige centimeters boven de begane grond laat zweven als je de zaal verlaat. Met een groot publiek zou niemand rekening moeten houden, je ziet op de televisie wat daar van komt. Kunst mag wat mij betreft elitair zijn! Als het goed is en een emotionele snaar treft, vindt het zijn weg wel. Zo niet, jammer dan voor al die mensen die het moeten missen." EEN LEOPARDTANK MINDER Maar dan komen we toch weer terecht bij het probleem van de financiering. Een film maken is over het algemeen helaas een dure bezigheid! Gerdin: "Uitgangspunt moet zijn dat de Nederlandse kunstvorm Film gehandhaafd moet blijven. Al kost het 50 miljoen per jaar of meer, dan maar een Leopardtank minder! Ik denk dat aan een onderscheid tussen commerciële en kunstzin nige film, hoe heikel ook, niet is te ontkomen. De laatste, kwets bare categorie dient beschermd te worden door WVC, de eerste m.i. door het Ministerie van Buitenlandse of Economische Zaken. Daar zou de commerciële film als een industrie, een bedrijfstak gezien moeten worden. Als noodlijdende scheepswerven met miljoenen gesteund worden, waarom film dan niet? Er zou al veel bereiktkunnen worden metfilmvriendelijke belastingmaatregelen, zodat particuliere investeerders ook eens een gokje durven wa gen. En er zou op iets grotere schaal geprobeerd kunnen worden van film een aantrekkelijk exportprodukt te maken. Maar ook hier speelt dan de bezieling van de filmmaker een rol. Er wordt een denkfout gemaakt. In plaats van de vraag wat een groot publiek hoog zit, zou het uitgangspunt moeten zijn watje zelf hoog zit. Ook de meeste commerciële films staan te ver van de maker af en missen daardoor een typisch Nederlandse en dus voor het buitenland aantrekkelijke, eigen identiteit." Tenslotte in het kader van deze rubriek nog even van de ene problematiek naar een andere, een tastbaardere: mannen. Last van discriminatie, om dat 'grote' woord maar eens te gebruiken? Gerdin: :"Breek me de bek niet open! Nee hoor, ik verdeel de wereld liever niet in mannen en vrouwen, maar in aardige en niet aardige mensen. Ik heb tegenwoordig wel meer vriendinnen dan vroeger, dat zal de leeftijd wel zijn, vrouwen worden interessanter naarmate ze ouder worden. Samen amuseren wij ons regelmatig om gewichtigdoende heren met Samsonite-koffertjes, maar die kom je tegenwoordig ook in vrouwelijke vorm tegen, dat lijkt mij geen verworvenheid om trots op te zijn." Gerdin wil tot besluit nog reageren op het artikel van Dorothee Verdaasdonk "Nederlandse Dagbladen en defilm" (FILM, septem ber 1990, no.7) "Je begrijpt, ik heb me ontzettend geërgerd! In de eerste plaats heb ik geen vertrouwen in haar onderzoeksmethoden, de resulta ten rammelen aan alle kanten. Ze heeft bovendien geen originele visie en brengt absoluut niets nieuws op gang. Mevrouw Verdaas'donk beperkt zich tot optellen en aftrekken. En dan de stelligheid waarmee ze open deuren intrapt...! Bijvoorbeeld de zin 'Het verhaal van de film en de manier waarop het wordt verteld en in beeld gebracht geven meestal de doorslag of een film positief of negatief wordt beoordeeld.' Nou, dit werpt een geheel nieuw licht op de zaak, goed dat er wetenschappers zijn! En dan de vergelijking met de sportverslaggeving...! Natuurlijk kunnen sportverslaggevers de lezer meer achtergrondinformatie bieden! Ik weet niet welke dagbladen ze leest, maar heel Neder land weet, dat er minimaal acht pagina's per week ingeruimd worden voor sport, tegenover één pagina voor film! De conclusie is gemakkelijk te trekken, daar hoef je niet jarenlang voor gestu deerd te hebben! Je ziet ook op de tv dat een film altijd opzij- geschoven wordt voor een voetbalwedstrijd. Wat dat betreft kan mevrouw Verdaasdonk misschien beter solliciteren naar een bestuursfunctie bij de KNVB dan bij allerhande filminstellingen!" Ach, af en toe een 'tackle' kan geen kwaad, al is het misschien niet goed voorde bloeddruk. Annita Dekker 29

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1990 | | pagina 29