ZILVEREN ROOS
Op 27 juli jl. heeft het Bondsbestuur Robbert Wijsmulier onder
scheiden met de Zilveren Roos, de hoogste onderscheiding die de
N.B.B, te vergeven heeft. Het septembernummer van FILM deed
verslag van deze uitreiking.
Hoewel veel leden bekend zullen zijn met de Zilveren Roos, zal het
slechts weinigen zijn bijgebleven waar deze onderscheiding, die
op het eerste gezicht zo weinig met het film- en bioscoopbedrijf
te maken heeft, uit is voortgekomen.
De geschiedenis voert ons terug naar 1960. Een jaar waarin de
vermakelijkheidsbelasting de gemoederen nog danig bezig hield
en het bioscoopbezoek 55.435.000 bedroeg. Een aantal dat
heden ten dage zo onwaarschijnlijk klinkt dat zelfs de meest wilde
fantasieën van bedrijfsgenoten niet zo hoog reiken.
De zaken lagen toen echter anders.
Het bioscoopbedrijf moest met lede ogen aanzien hoe de opkomst
van de televisie het publiek meer en meer aan de huiskamer
gebonden hield. In 1956 hadden er nog een kleine 70 miljoen
bezoekers voor het loket gestaan. In vijf jaar tijd had men het
jaarlijks aantal bezoekers dus met 15 miljoen zien dalen. Reeds in
1957 was door het Centraal Bureau voor de Statistiek, in samen
werking met de N.B.B., een opinieonderzoek uitgevoerd, waaruit
bleek dat de lage bezoekfrequentie in Nederland moest worden
toegeschreven aan de geringe neiging van de Nederlander tot
uitgaan in het algemeen.
Voor het toenmalige Hoofdbestuur was dit aanleiding, zoals toen
heette "het vraagstuk van de stimulering van de filmbelangstelling
krachtig ter hand te nemen". Dit resulteerde in een advertentie
campagne die het embleem van de roos introduceerde, onder
steund door de slagzin "Samen naar de film.... Ja, gezellig!" Roos
en slagzin bedoelden het accent te leggen op "de sluimerende
Zilveren
Roos
behoefte aan bioscoopbezoek, die vooral bij gehuwden en van
hen weer het meest vrouwen aanwezig is gebleken".
De vormgeving van de campagne, die in september 1960 van start
ging, bleek een doorslaand succes. Zo zelfs dat een criticaster die
zich in het Algemeen Handelsblad enige flauwe opmerkingen over
de advertentie had veroorloofd, door een scribent werd
neergesabeld. "Wat is er eigenlijk tegen als man op een avond
thuis te komen met twee rozen waarin twee bioscoopkaartjes
steken? het gaat om het gebaar. Vermoedelijk heeft de
anonieme lezer dat nooit gedaan: hij heeft eelt op zijn gevoelsle
ven, hij wil spotten met de mooie dingen die in een huwelijk
kunnen voorkomen, en niet begrijpen dat datgene wat we call a
rosé will smell as sweet als je er twee parket in stopt."
Hoe anders gaat de pers thans met de bedrijfstak om, maar dat
even terzijde.
CHAPLIN EN BERMAN
De start van de advertentiecampagne viel vrijwel samen met het
internationaal studentenfilmfestival dat onder de naam Cinestud
werd gehouden ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de
Algemene Studenten Vereniging Amsterdam. Eén van de hoofd
prijzen die aan het slot van deze manifestatie werd uitgereikt was
een prijs die door de N.B.B, was ingesteld als blijk van erkenning
voor bijzondere prestaties op het gebied van de filmkunst. Hoewel
deze prijs op zich niets te maken had met de nieuwe reclamecam
pagne, bestond zij uit een zilveren roos, een driedimensionale
uitvoering van de in de campagne afgebeelde roos.
De roos werd overigenstoegekend aan een Tsjechische inzending
'Sousto'.
De tweede gelegenheid waarbij de Zilveren Roos (inmiddels met
hoofdletters) werd uitgereikt was de Internationale Filmweek
Arnhem 1961 toen de eer te beurt viel aan de film 'Het mes'van
Fons Rademakers, als zijnde de beste Nederlandse speelfilm van
na de bevrijding. Hierbij werd de Zilveren Roos tot datgeen
bestempeld dat hij tot op heden is nl. een hommage van de Bond
voor bijzondere prestaties op het gebied van de filmkunst.
Nadat de derde Roos was toegekend aan de Hongaarse film 'Het
concert' in het kader van Cinestud 1963, werden er in 1965 twee
illustere namen toegevoegd aan de annalen van de Zilveren Roos:
Charlie Chaplin en Ingmar Bergman. Aan beiden werd dat jaar de
Erasmusprijs uitgereikt en het Hoofdbestuur maakte van de
gelegenheid gebruik om ook namens het film-en bioscoopbedrijf
een onderscheiding toe te kennen. Aan Chaplin vanwege zijn
universeel kunstenaarschap en aan Bergman wegens zijn ver
diensten als vernieuwer van de filmkunst.
Hiermee werd de Roos in een breder kader geplaatst aangezien hij
voorheen eigenlijk meer het karaktervan een filmprijs had gedra
gen.
Sindsdien is de Roos uitsluitend aan personen toegekend:
In 1967 aan cameraman Gerard van den Berg, in 1968 aan Bert
Haanstra vanwege zijn nationaal filmkunstenaarschap, in 1972
aan J.G.J. Bosman, oud-Bondsvoorzitter en -Bondsdirecteur, in
1978 aan J.Hulsker, oud Directeur Generaal voor Culturele Zaken
van het Ministerie voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werken oud-voorzittervan het Productiefonds voor Nederlandse
Films en laatstelijk aan Robbert Wijsmuller. Deze is daarmee de
eerste niet-speelfilmer, nog in actieve dienst, die is onderschei
den.
Het Bondsbestuur heeft daarmee wel de vraag opgeroepen wat te
doen als Robbert Wijsmuller besluit een puntachterzijn loopbaan
te zetten.
Frank van der Putte
43