NAAR BUITEN
„NAAR BUITENI"
Geachte Bezoekers!
Weet ge wat die twee woorden
beteekenen
Weet ge, wat ze beteekenen
voor het bleeke stadskind.
dat snakt naar f rissche lucht,
naar zon, naar leven
Sinds het Nederlands Filmmuseum een grote schoonmaak in zijn
filmkluizen is begonnen, komt het ene na het andere curiosum uit
de vaak al tientallen jaren niet geopende filmblikken te voorschijn.
Rondom elk filmpje laat zich een verhaal vermoeden. Meestal
hebben ze een arbeidzaam leven achter de rug; kabels en gehavende
perforatie vormen er het bewijs van. Maar op zeker moment wer
den de deksels op de filmblikken onherroepelijk voor onbepaalde
tijd gesloten. Het zijn kleine grafkistjes. Boven ieder etiket zou
kunnen staan 'Hier rust in vrede'. Totdat de vorsers van het mu
seum die eeuwige rust weer verstoren. En wat daar dan nog ziel
loos ligt, brengen zij weer tot leven op hun viewingtafels. Soms zijn
de films nog wat stijfjes, maar vaak ook zeer vief voor hun leeftijd.
Wat de 'schoonmaakploeg' van het museum dan ziet zijn niet lou
terfilmbeelden, bewegende figuurtjes in kleur of zwart-wit. Maar
al te vaak kleven er herinneringen aan deze beelden, herinnerin
gen van de mensen die de beelden ooit in een bioscoop of een ver
enigingszaaltje zagen, of herinneringen van hen die deze filmpjes
maakten of vertoonden. Bij al die filmpjes vermoed je gebeurte
nissen, anekdotes, voorvallen. Je stelt je de operateurs voor, hoe
ze de afgeragde kopieën toch nog door de projector hebben ge
leid, of een bioscoopdirecteur die trots aan de ingang zijn waar, zijn
kunstzinnig lichtspel aanprees, of een argeloos verliefd paar dat
bij de grote kusscène plots eikaars handen omklemt. Wat er in die
filmblikken ligt is niet louter bederfelijkfilmnitraat, maareen schat
aanfilmherinneringen, een filmcultuur. Het is jammerdatdefilms
niet kunnen spreken; nu moeten wij die herinneringen recon
strueren. Hoe povertjes zullen die afsteken bij de echte herinne
ringen.
Kort geleden werd een blik geopend waarin een klein en eenvou
dig filmpje lag. 'Naar buiten', luidde de eerste titel. In een ietwat
houterige animatie stroomden die letters in verschillende forma
ten uit de schematisch getekende hoorn van een koffergrammo
foon. Naar buiten, NAAR BUITEN. Misschien zijn er na deze infor
matie nu al lezers van FILM wier gedachten volstromen met herin
neringen. Maar waarschijnlijk zijn de meeste lezers daarvoor te
jong, want dit NAAR BUITEN stamt uit circa 1927. De nog stomme
beelden van dietijd vervolgen mettweetitelkaarten die hetgeachte
bioscooppubliek vragen of het de toestanden in de eigen stad wel
kent, waarin 'het bleeke stadskind snakt naar zon, naar leven'.
Volgen trieste grijze beelden van zonarme steegjes en bevuilde
kindersnoetjes. 'Straks komt de vacantie, moeten zij dan in hun
sloppen blijven in de benauwde sfeer van de stad?' vraagt een
titelkaart retorisch. Het antwoord is sneller geformuleerd dan de
toeschouwer het kan bedenken: 'Neen, neen, neen', schreeuwthet
filmbeeld ons toe. En als in POTEMKIN van Eisenstein worden de
letters van dat neen steeds groter, tot er een beeldvullend NEEN
staat. Die kinderen moeten naar buiten, ze moeten ravotten op een
strand of in de duinen. Vrolijk marcheert een kindermeute door de
duinen, hotsend en potsend poseren zij uitzinnig voor de camera,
achter hen de zuivere en zilte Noordhollandse zee. Welkeen geluk.
Maar een ijskoude vraag brengt het publiek al weer in verwarring:
'En wie zal daarvoor zorgen?' Ja, wie? Je kunt toch moeilijk op je
avondje uit de bioscoop uitrennen en al dat kindvolk richting zee
transporteren. Helemaal niet nodig, gelukkig. Want er zijn al men
sen die hiervoor zorgdragen. Immers, zo stelt de volgende tekst-
kaart, dat zijn'De Amsterdamsche bioscoop-theaterdirecteuren,
met den steun en medewerking hunnergeachte bezoekers. Het Bio-
vacantieoord is hun Stichting, die met uw hulp een zegen voor het
Amsterdamsche kind zal worden.'
Wij allen, bioscoopbezoekers en leden van de Nederlandse Bios
coopbond, horen nu in onze herinnering het geluid van een met
centen, stuivers en dubbeltjes overladen collectebus. De vaste
bioscoopbezoeker voelt misschien nog die lichte irritatie, hij had
dat verdwaalde dubbeltje in zijn broekzak immers voor een ijsje
gereserveerd. De gewezen ouvreuse zal die angst weer voelen of
de collectebus in de strak geplande vijf minuten de volle zaal wel
doorkomt. De theaterdirecteurdenktterug aan de vaste'tel-avond'
met collega's en het bittertje dat zij na afloop nog dronken, een
beetje trots op zoveel charitatieve deugdelijkheid.
In de Nederlandse bioscoopcultuurvormt het Bio-vacantieoord een
vast onderdeel. Sinds 1927. Belangrijker nog dan de herinnerin
gen aan die collectebus en die talloze filmpjes met oproepen om
gul te geven, zijn de herinneringen van de kinderen die ooit van al
dat kleingeld de vakantie van hun leven hebben gehad. Die herin
neringen latenzich eenvoudig raden. Zekerals je naar dat ene jon
getje in NAAR BUITEN kijkt, die dol van gekkigheid voor de camera
danst op datfrisse Bergense strand. Pas toen ikditfilmpje uit 1927
zag, realiseerde ik me hoe lang die Bio-filmpjes al een traditie zijn
in de Nederlandse bioscopen. Al die uitbaters van de bioscopen
uit mijn jeugd (wat hebben ze niet aan me verdiend?) werden me
zeersympathieken inéén klap was alle spijt overal mijn verdwaalde
dubbeltjes in die collectebus verdwenen.
Peter Delpeut
67