"DE NEDERLANDSE FILMKEURING over de doden niets dan goeds!" Enige maanden geleden (medio februari) heeft de minister van WVC het rapport "Film en overheidsbeleid, van censuur naar zelfregulering" aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit rapport, geschreven door prof. dr. J.H.J. van den Heuvel en drs. J. van der Burg (Vrije Universiteit Amsterdam), bevat de uitkomsten en conclusies van een 3-jarig onderzoek naar het funktioneren van de Nederlandse Filmkeuring én de videovoorlichting in Nederland. De moeite van een begeleidend schrijven heeft de minister zich vervolgens kunnen be sparen: de schrijvende pers heeft in de daarop volgende weken de aanbevelingen van allerhande kanttekeningen voorzien. De "dodelijke ernst" van het rapport kleurde deze kommentaren in: men kreeg sterk de indruk dat het hier een "In-memoriam van toelichting" betrof! Voor de Nederlandse Filmkeuring is de stille aftocht geblazen. Zij is uit-de- tijdl; een duur anachronisme en al jaren schijndood. Het enige wat haar nog rest is een symboolfunktie, en dat is geen garantie voor een lang leven. De algemene verwachting is dan ook dat, als de minister en de Tweede Kamer de conclusies uit dit onderzoek meenemen in hun besluitvorming, het doek over de Filmkeuring binnenkort zal val len. Alom hulde voor het rapport: hiermee kan de Filmkeuring de ge nadeslag gegeven worden en de patiënt uit haar lijden verlost wor den. Opmerkelijk was de eensgezinde toon van het koor der kommen- ta(to)ren. De conclusies van het rapport werden vrijwel unaniem overgenomen; geen spoor van twijfel of aarzeling óf de conclusies overeenstemden met de realiteit die onderzocht was. Alom instem ming met de diagnose die gesteld was: de filmkeuring is zó zwak en ziek, dat nu toch écht het moment van afscheid nemen is aangebro ken en de rouwkaarten opgesteld kunnen worden. Zo mag de Nederlandse Filmkeuring dus kennis nemen van haar ei gen overlijdensbericht! Mag zij op haar begrafenis vele belangstellen den (niet in haar leven, maar in haar dood!) ontmoeten. Mag zij aan horen hoe er in alle grafredes lustig gevarieerd wordt op hetzelfde thema "dat het zó toch maar het beste is". Maar als in dit alles steeds weer (én steeds meer!) duidelijk wordt dat niemand echt de moeite heeft willen nemen om op waardige wijze de overleden verklaarde de laatste eer te bewijzen, rest haar niets anders dan zich (nog éénmaal?!) omdraaiende in haar graf haar eigen "In Memoriam" ten gehore te brengen. Over de doden niets dan goed... "FILM EN OVERHEID" Opnieuw zit de Filmkeuring op de eerste rij van haar eigen (levende) begrafenis. Opnieuw, omdat eind 1990 in een (uitgelekt) rapport van een werkgroep binnen het ministerie van WVC ("Grote Efficiency") ook al gepleit werd voor de opheffing van de Filmkeuring per 1 janu ari 1993. Zeer korte tijd daarna echter heeft de minister van die voor gestelde maatregelen afstand genomen, omdat deze 'te weinig met analyses waren onderbouwd'. Niet alleen het ontbreken van een kor- rekte analyse maakten deze aanbevelingen onbruikbaar. Tegelijkertijd was er de storende overdaad aan onjuistheden, onvolkomenheden en onwaarheden in de weergave van het feitelijke (én wettige) funktione ren van de Nederlandse Filmkeuring! In hun rapport "Film en Overheid" trachten de beide auteurs tot een 'vergelijking' te komen tussen de huidige Filmkeuring én de nieuwe videoclassificatie door de bedrijfstak zelf (en ook van dit experiment is.de Tweede Kamer onlangs een rapport aangeboden). De basis van Hün vergelijkend onderzoek is de meetlat van de 'praktijk'; beide on- derzoeks-objekten worden getoetst op hun praktisch funktioneren. Als eerste wordt de praktijk van de Nederlandse Filmkeuring in kaart gebracht en van kommentaar voorzien. En dan blijkt dat er op begra fenissen soms veel gelachen kan worden. De praktijk van de Filmkeuring krijgt bij tijd en wijlen de contouren van een knekelhuis, waar men zich aangenaam kan verkneukelen over de willekeur van de keurmeesters. Er mag natuurlijk best gelachen worden: de spiegel die de Filmkeuring wordt voorgehouden hoeft -én kan- niet alleen haar goede kwaliteiten terug te kaatsen! Want de eerlijkheid én betrouw baarheid van een spiegel is natuurlijk juist dat zij niet selekteert, maar alles terugkaatst. De spiegel van het onderzoek vertoont echter een al te opvallende voorkeur voor de voorbeelden uit het verre verleden, de beginjaren van de Filmkeuring. Van het nieuwe beleid, dat sinds 1988 gevoerd wordt, wordt gekonstateerd dat 'hier nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan' en valt vervolgens buiten het onderzoek (merkwaardig is dat het video-experiment in die periode wél uitvoerig besproken en beoordeeld kan worden!). Zo wordt de praktijk van de Filmkeuring niet getoetst in het heden, maar beperkt het rapport zich grotendeels tot de (voltooid) verleden tijd. Niet minder opvallend is het dat de spiegel méér terugkaatst dan de praktijk te zien geeft: za ken die zich buiten de Filmkeuring om afspelen -de naleving én on dersteuning door de bioscopen en de overheid- worden tot interne problemen van de Filmkeuring zelf gemaakt. NIETEN MET TWEE MA TEN Deze onvolkomenheden in het onderzoek vormen op zich nog geen reden om je in je graf om te draaien. De reden daarvoor is in het ver volg te vinden, als blijkt dat het andere element in de vergelijking (de videoclassificatie) opeens geheel anders gemeten, gewogen en be oordeeld wordt. Ook daar stuiten de onderzoekers op allerhande praktische bezwaren en onvolkomenheden. De keuringscriteria wor den er niet eenduidig toegepast; de toelichtingen bij de classificaties zijn veelal onduidelijk; de genre-indeling is vaak willekeurig. Een prak tijkoverzicht dat wordt afgesloten met een citaat van de voorzitter van de Nederlandse Video Detaillisten Organisatie (NVDO): "Tot mijn spijt moet ik u nu zeggen dat de resultaten uiterst teleurstellend zijn". Direkt na dit citaat wordt de eerste conclusie getrokken.... en draait de Filmkeuring zich in haar graf om. Want het rapport berooft zichzelf van haar betrouwbaarheid én objektiviteit als hieruit geconcludeerd mag worden 'dat het duidelijk is dat de videovoorlichting op zich zelf aan haar doel beantwoordt'. De basis van het rapport -een eerlijke toetsing van het praktisch funktioneren- wordt losgelaten als de auteurs zó duidelijk laten merken dat Filmkeuring en videovoor lichting niet met dezelfde maat gemeten worden, maar met twee ma ten!. Waar de Filmkeuring voortdurend doorgelicht wordt op haar praktisch funktioneren, wordt de videoclassificatie nu opeens in het licht van haar 'goede bedoelingen' beoordeeld. 'Op zichzelf', in theo rie, voldoet zij prima. Maar in de praktijk Het rapport verdwaalt in halve waarheden en suggestieve conclusies. De praktijk van de Filmkeuring wordt onverkort (eerder: 'aangedikt') als 'de enige werkelijkheid' gepresenteerd. De praktijk van de video- voorlichting... wordt door de beide auteurs opengezet naar alle moge lijke goede intenties toe. 'Kennelijk', 'mogelijk', 'waarschijnlijk' vor men steeds de opmaat om niet de spiegel van de werkelijkheid te la ten spreken, maar om het gewenste spiegeltje van de onderzoekers de praktijk van de videoclassificatie van een gouden randje te laten voorzien. In de aanbevelingen van dit rapport draagt de praktijk nooit de kleur grijs: het is zwart óf wit. Het video-experiment wordt 'gewit' en van al haar praktische smetten vrijgesproken. Minpunten worden niet ge teld, maar afgetrokken., want zij mag verder leven op de vleugels van haar goede bedoelingen. De Filmkeuring moet het zwarte doodskleed aantrekken: haar praktische bezwaren -waarbij ook alle minpunten worden opgeteld die buiten haar competentie vallen!- worden tot even zo vele zwarte nagels aan haar doodskist. FILMKEURING: NIET HOE, MAAR DOOR WIE Sinds 1977 heeft 'het Rijk' (de overheid) de keuring van films in han den gelegd van een afspiegelingscollege van de Nederlandse bevol- 25

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 24