ADVIESAANVRAAG
INZAKE HET FILMBELEID
Januari van dit jaar deed de Minister van W.V.C.mevrouw drs.Hedy d'Ancona, een brief
uitgaan aan de Raad van de Kunst met betrekking tot een adviesaanvraag inzake
het filmbeleid.
Nu - na overleg met verschillende sectoren binnen het filmbedrijf en het bekend worden van de resultaten van het
evaluatie-onderzoek, verricht door bureau Driessen, naar de werking van de Filmfondsen - is wederom een
"filmnota" voorgelegd aan de Raad van de Kunst, welke onderdeel zal vormen van het Kunstenplan.
De tekst wordt hieronder integraal weergegeven.
Inleiding
Mijn brief van 23 januari j.l. over het filmbeleid heeft aanlei
ding gegeven tot uitvoerige discussies in de filmwereld.
Behalve Uzelf hebben vele personen en instellingen gere
ageerd. Het voert te ver om in dit bestek op alle naar voren
gebrachte commentaren in te gaan. Veel van de opmerkin
gen waren er op gericht de noodzakelijkerwijs lapidair ge
formuleerde problemen te nuanceren of te verbijzonderen.
Voor het overige hadden de commentaren vooral betrekking
op de middelen die de overheid ter beschikking stelt, de re
latie met de televisie en over de wenselijkheid van een film
studio en van één fonds voor de filmproductie.
Inmiddels zijn de resultaten gepubliceerd van het onder
zoek, dat het bureau Driessen in mijn opdracht heeft ver
richt naar het functioneren van de beide filmfondsen. De on
derzoekers hebben veel gegevens boven water gehaald. Ik
zal hun bevindingen hier niet uitvoerig herhalen. Van belang
voor de adviesaanvraag zijn de constateringen in het rapport
(i) dat de fondsmiddelen gelijk worden verdeeld over een
groot aantal scenaristen, regisseurs en producenten; (ii) dat
de continuïteit van het filmmaken mede daardoor onvol
doende wordt bewerkstelligd; (iii) dat bij de beoordeling van
aanvragen vooral wordt afgegaan op de kwaliteiten van het
scenario en minder wordt ingegaan op financiële aspecten
en trackrecords van producenten, regisseurs en cast; (iv)
dat de productiekosten van films sterk zijn gestegen terwijl
de reële groei van de subsidies van de fondsen hierbij ach
terblijft; (v) dat de commerciële sector zich terugtrekt.
Deze onderzoeksresultaten liggen in de lijn van wat ik in mijn film-
brief heb gesteld en geven mij geen aanleiding de in die brief ver
vatte analyse en oplossingsrichting op essentiële onderdelen bij te
stellen. Ook in Uw advies van 12 april j.l. vind ik voldoende onder
steuning voor een beleid dat ik in de komende periode wil richten
op:
- het verhogen van de kwaliteit, onder meer door het aanscher
pen van kwalitatieve selectiecriteria bij het beoordelen van sub
sidie-aanvragen;
- het bevorderen van de continuïteit voor
- noodzakelijkerwijs
- minder producenten en regisseurs, zonder de toegang voor
nieuwkomers te belemmeren;
- een betere coaching van beginnende en talentvolle filmmakers;
- het waar mogelijk, versterken van de markt;
- het verbeteren van de relatie met de televisie, ook in financiële
zin;
- het scheppen van betere mogelijkheden voor het ontwikkelen
van projecten.
Financiële randvoorwaarden
Ik meen dat er goede gronden zijn om meer geld aan de filmsec
tor ter beschikking te stellen. Het huidige budget staat onder grote
druk en is zeker niet buitensporig groot, noch in vergelijking met
andere kunstsectoren noch in vergelijking met andere Europese
landen. Bovendien is het van groot belang om in een gestaag uit
dijende audio-visuele wereld meer te investeren in cinematogra
fisch talent en creativiteit. De filmkunst is immers in belangrijke
mate normatief voor het niveau van audio-visuele producties in
het algemeen. Met het oog op een groeiende behoefte aan hoog
waardig Nederlandstalig drama is het ook verstandig om de ont
wikkelingskansen te vergroten van een sector waar in de loop der
jaren veel expertise, kennis en professionaliteit op dit vlak is opge
bouwd.
Er zal met name meer moeten worden geïnvesteerd in de onder
steuning en ontplooing van talent en in de ontwikkeling van inte
ressante filmprojecten.Extra inspanningen van de kant van de
11