GELUIDEN VAN HET FILMDOEK
sounds for silents
De zwijgende film (1895-1927) is minder 'zwijgend' dan men zou
denken. Er heersen wat dat betreft nog al wat misverstanden over
de beginperiode van de filmgeschiedenis. 'Stomme' of 'zwijgende'
films zijn nimmer stil geweest: de zwijgende film heeft weliswaar
geen geluidsspoor, maar de vertoning ervan ging altijd gepaard
met 'geluid'.
Het Nederlands Filmmuseum wil dit jaar speciale aandacht beste
den aan dit aspect van de zwijgende film. In het kader van de klas
siekenreeks '91-'92 programmeert het Filmmuseum de special-
reeks 'sounds for silents'.
TWEE UITERSTEN
Het beeld dat de gemiddelde Nederlandse bioscoopbezoeker heeft
van de zwijgende film wordt nog steeds grotendeels bepaald door
twee uitersten. Aan de ene kant staat het beeld van de door oever
loze herhaling op televisie populair gebleven Amerikaanse slap-
sticks, veelal begeleid door slecht klinkende piano's en veel absur
de bijgeluiden. Mede door de vaak onbeholpen presentatie van
deze films kreeg het fenomeen zwijgende film het stempel van een
vorm van primitief (film)amusement.
Aan de andere kant staan de door filmhistorici 'klassiek' verklaar
de (cult)films van Europese signatuur zoals "Metropolis",
"Nosferatu", "Napoleon" en "Pantserkruiser Potemkin", meestal
voorzien van pompeuze orchestrale muziek. Het begrip 'filmkunst'
kreeg zo zijn zwaar aangezette eerstelingen ten tijde van de zwij
gende film.
HET ONTBREKEN VAN EEN GELUIDSBAND
Tussen deze twee uitersten gaapt een groot gat. Dat 'zwijgende
film' een verzamelnaam is voor een grote hoeveelheid stromingen
en stijlen waarvan de diversiteit te vergelijken is met het huidige
film- en televisieaanbod tezamen, is vaak onderbelicht gebleven
ten faveure van één enkele overeenkomst: het ontbreken van een
geluidsband. En dat terwijl juist de afwezigheid van vastgelegd ge
luid nog een belangrijke dimensie toevoegt aan de diversiteit van
hetfilmaanbod tussen grofweg 1895-1930.
MUZIKALE EXPERIMENTEN
De mogelijkheid en noodzaak om ter plaatse in de bioscoop een
film van geluid te voorzien leidde tot de meest uiteenkopende ex
perimenten en gebruiken (waarvan het merendeel klakkeloos door
de geluidsfilm overgenomen werd).
Zo werd bijvoorbeeld de begeleiding van zwijgende films door
grote orkesten (USA ±1915) bon ton in de Hollywoodprodukties
van de jaren dertig en veertig, maar kleine bezettingen (trio's) en
solisten volstonden veelal ook.
Men maakte gebruik van originele filmscores maar ook bestaande
klassieke en populaire muziek speelde een belangrijke rol.
ALLES KON EN ALLES MOCHT
Films werden naverteld door explicateurs' (vgl. 'voice-over'). Ook
'na'-synchronisatie door achter het doek opgestelde acteurs vond
veel weerklank (vooral bij kinderen). Geluiden van op het filmdoek
getoonde gebeurtenissen konden worden 'geïllustreerd' in speci
aal gecomponeerde muzikale passages ('incidentals'), maar ook
synchrone geluidseffecten geproduceerd door 'Gerausche-
machers' kwamen vaak voor.
Musicals, opera's en operettes werden verfilmd en bij de film live
uitgevoerd terwijl zangers en zangeressen van zaal naar zaal trok
ken om te zingen bij speciaal voor hun liederen vervaardige 'clips'.
Films werden vertoond in kleine en grote bioscopen (tot 6000 zit
plaatsen!) maar ook op kermissen, in kerken en café's.
Tenslotte konden films worden gedraaid in combinatie met de
meest uiteenlopende toevoegingen in het programma zoals to
neelstukken, uitvoeringen van klassieke muziek, jazz of opera, va-
riété-acts maar ook lezingen, preken en groepszang (er werd veel
gezongen!).
In feite kon alles en mocht alles zo lang het publiek maar bleef ko
men en er van hogerhand geen restricties werden opgelegd.
"The Merry Widow" (U.SA, 1934)
55