J TIEN GEBODEN VOOR DEN OPERATEUR L 1. Houd Uw machines zorgvuldig schoon en besteed daarbij speciale aandacht aan de film- baan; de geringste hoeveelheid aangekoekt vuil kan filmbeschadiging veroorzaken. 2. Gebruik voor de verwijdering van aangekoekt vuil nimmer metalen voorwerpen, doch een tandenborstel of houten voorwerp, bevochtigd met olie. 3. Gebruik geen kromme of slingerende spoelen; monteer bij gebruik van twee apparaten nooit meer dan 600 M. film achter elkaar, ook al hebben de trommels een grootere capaciteit. Maak bij een voorstelling nimmer gebruik van losse spoelen. 4. Spoel de films steeds met de hand terug en doe dit langzaam; bij terugwikkelen met rukken schuiven de filmlagen over elkaar en veroorzaken verregening; laat de film daarbij ter controle van perforatie en lasschen tusschen de vingers doorglijden en let er op, dat zij nimmer over den grond of andere harde voorwerpen kan sleepen. Let er op, dat bij het overbrengen van de losse filmrol op een vaste spoel nimmer ge bruik wordt gemaakt van een te kleine kernde film gaat daardoor slaan en wordt beschadigd. 5. Stel steeds de scheendruk in het venster zoo laag mogelijk in; dit spaart de film, de per foratie, de tamboer, de filmbaan, de scheentjes, kortom het geheele mechaniek. 6. Gebruik bij het terugwikkelen op losse spoel een flauw conische kern met een diameter van 50yjjm. 7. Besteed volle aandacht aan het lasschen der films; zorg ervoor, dat de over elkaar ge plakte deelen zuiver op een perforatie komen te zitten en schrap de emulsielaag niet tot in het filmbeeld af; maak .zoo mogelijk steeds gebruik van een piakpers; gebruik goede filmlijm en nimmer paperclips, nietjes, gluton of dergelijke ondeugdelijke hulpmiddelen; merk de montage-lasschen, welke na de vertooningsperiode weer worden losgemaakt, door opgeplakt papier. Zorg er voor dat de filmlijm steeds afgesloten wordt bewaard. 8. Maak nimmer overneemteekens door middel van krassen of gaatjes in het filmbeeld; in dien zich nog geen overneemteekens in de film bevinden, breng deze dan aan door het opplakken van stukjes zwart-film, stukjes papier, dan wel door het met waterverfkleuren van den perforatie-rand. 9. Controleer iedere film bij aankomst zorgvuldig en maak rapport op van Uw bevindingen; controleer voorts de film na iedere voorstelling; zorg ervoor, dat bij het monteeren der film de afgeknipte begin- resp. eindstukken in de goede filmdoozen worden opgeborgen. 10. Controleer Uw apparaten van tijd tot tijd op slijtage-verschijnselen. Vermoedt U, dat door een of ander onderdeel filmbeschadiging ontstaat, controleer dat dan door een nieuw stuk zwartfilm eenige malen door het apparaat te laten loopen. Worden op de zwartfilm beschadigingen geconstateerd, dan dient onverwijld Uw onderhoudsdienst (service) te worden gewaarschuwd, ten einde het euvel op te heffen. TECHNISCHE COMMISSIE VAN DEN NEDERLANDSCHEN BIOSCOOP-BOND. Amsterdam, Maart 1947 65

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 63