STICHTING TRANSPORT N.B.B.
Tot nog meer ergernis leidde de eerste, door de General Assembly
te nemen belangrijke beslissing, namelijk die betreffende de ver
dere samenstelling van het Executive Committee van Media
Salles. De voor de kleine E.G.-landen onaangename omstandig
heid dat de grote landen door onderling geven en nemen de dienst
uitmaken (hetgeen recentelijk ook de Nederlandse bewindslieden
van Buitenlandse Zaken parten heeft gespeeld), kwam ook hier
duidelijk naar voren. Het bleek namelijk dat het de vertegenwoor
digers van de grote landen in feite niet ging om het kiezen van
personen, waarbij men uiteraard een bepaalde evenredigheid in
acht had moeten nemen (grote vs. kleine, resp. noordelijke vs.
zuidelijke landen) maar om het kiezen van de te vertegenwoordi
gende landen zelf. Daardoor bleek het pas na een door schorsing
onderbroken discussie, die door mij en ook door mijn Belgische
collega mevr. Claeys als onaangenaam is ervaren, mogelijk om
een samenstelling van het uitvoerend comité te bereiken met al
thans één vertegenwoordiger van een klein land.
Deze samenstelling is:
voorzitter: D.Quilleri (voorzitter van de Italiaanse bioscoopbond),
leden R.Fattorossi (voorzitter van de Italiaanse afdeling van
de C.I.C.A.E. en délégé général van C.I.C.A.E.- Europeen),
S.Kuchenreuther (vice-voorzitter en vermoedelijk toekomstig
voorzitter van de Duitse bioscoopbond),
Ph.Paumelle (hon.alg.secretaris van de Franse bioscoopbond),
M.J.Vickers (voorzitter van de Britse biosioscoopbond), penning
meester: J.Ph.WoIff
Behalve voor de voorzitter en de penningmeester zijn er voor de
leden van het uitvoerend comité vaste vervangers uit de zelfde
landen aangewezen (hetgeen wel praktisch maar niet statutair is,
en waarmee nog eens is benadrukt dat het in feite gaat om de ver
tegenwoordiging van landen). Naast de bovengenoemde personen
bestaat het Executive Committee nog uit twee ambtenaren die
qualitate qua 'Media 95' en het Italiaanse ministerie van Cultuur
vertegenwoordigen. Met deze samenstelling van het uitvoerend
comité is gelukkig wel het door mij steeds ondersteunde streven
naar een vertegenwoordiging van de C.I.C.A.E. in Media Salles
met succes bekroond.
I\la deze moeizame besluitvorming kwam er een nog moeilijker
probleem ter tafel, namelijk het voorstel voor de besteding van de
eerdergenoemde 800.000 ECUS in de nog resterende anderhalve
maand van 1991. Doordat daarover al de volgende dag door
'Media 95' moest worden beslist, hebben de Italianen in het be
stuurlijk vacuüm tot de eerste bijeenkomst van de General
Assembly de vrije hand gehad om een plan voor te bereiden. Dit
plan bleekte bestaan uit de aanloop van een publiciteitscampagne
ten behoeve van de vertoning van Europese films, uit te voeren
door een in Milaan gevestigd reclamebureau. Het bleek daarbij te
gaan om een bij de titel van elke Europese film op te nemen logo,
een affiche en een publiciteitsfilmpje. Deze voorstellen werden
door verreweg de meeste aanwezigen slecht ontvangen. Het logo
vond men wel aardig (hoewel het geen verband met de Europese
film legt), de affiche werd, evenals de voorgestelde, aan revoluties
ontleende slagzinnen, als onbruikbaar beoordeeld, en het filmpje
werd aardig gevonden, maar wel veel minder goed dan dat van de
M.P.E.A.A. over "The Last Emperor". Veel belangrijker was echter,
dat men een dergelijke publiciteitscampagne in dit stadium niet
als een adequaat middel zag om de vertoning van Europese films
in bioscopen, dat wil zeggen met name het bezoek daaraan, te sti
muleren.
De problematiek rond de vertoning van films van Europees origine
heeft twee aspecten, namelijk een gemiddeld te geringe aantrekke
lijkheid er van voor het publiek, en bij het publiek bestaande voor
oordelen. Het eerstgenoemde aspect is uiteraard het belangrijkst,
maar het is niet aan Media Salles om daarin verandering te bren
gen.
De stimulerende activiteiten van de kant van Media Salles dienen
dan ook gericht te zijn op het wegnemen van hindernissen voor de
vertoning en op hulp bij de vermindering van vooroordelen bij het
publiek. Die vooroordelen vormen immers ook een handicap voor
die - helaas nog niet talrijke - Europese films die voor een breed
publiek eigenlijk heel geschikt zijn. Om die reden heeft de
Exploitantenraad een jaar geleden ideeën uitgewerkt, gericht op de
vermindering van drempelvrees bij het publiek. Deze ideeën kre
gen daarna evenwel binnen het bestuur van de U.N.I.C. onvol
doende steun. (In 'Film' van december '90 is hiervan verslag ge
daan.) Het moge voor iedere insider duidelijk zijn dat de al dan
niet terecht bestaande aarzelingen bij het brede publiek om een
Europese film te gaan zien, niet te overwinnen zijn met een alge
mene publiciteitscampagne waarin wordt opgeroepen, uit solidari
teit het Europese product niet in de steek te laten. Of een dergelij
ke publiciteitscampagne ooit effectief zal kunnen zijn, kan thans
gerust in het midden worden gelaten. Alle betrokkenen, behalve
ogenschijnlijk de Italianen, waren het er in elk geval over eens dat
dit thans zeker niet het geval is. De General Assembly stond dus
voor de keus, een slechte indruk te maken bij de E.G. door geen
gebruikte maken van in 1991 ter beschikking te stellen gelden, of
daar wèl gebruik van te maken door dit geld te besteden an vrijwel
waardeloze activiteiten. Begrijpelijk is dat men, zij het tandeknar-
send, voor het laatstgenoemde heeft gekozen. Een verstandig be
sluit was overigens, de naam 'Media Salles' te wijzigen in de meer
internationale 'Cinema Europe'.
Aangezien het hier in wezen slechts om een klein deel van het tot
en met 1995 ter beschikking te stellen bedrag gaat, zou men ge
neigd kunnen zijn, niet al te zwaar aan het geforceerde besluit te
tillen. Er zijn evenwel redenen voor verontrusting. In de eerste
plaats gaat het, zoals gezegd, om de aanloop van een publiciteits
campagne, en de initiatiefnemers hebben uiteraard niet de bedoe
ling, het bij een aanloop te laten. Om die reden heb ik, zojuist tot
penningmeester van het uitvoerend comité benoemd, duidelijk ge
steld dat deze afgedwongen beslissing over de bestemming van
geld voor de rest van 1991 niet mag betekenen dat daarmee een
lang lopende publiciteitscampagne is goedgekeurd, waardoor een
belangrijk deel van het voor komende jaren begrote geld zou zijn
geoormerkt, en ik zal er op letten dat dit standpunt in de notulen
wordt vastgelegd. In de tweede plaats zijn activiteiten als een der
gelijke publiciteitscampagne moeilijk te combineren met de voor
alle projecten van 'Media 95' geldende 50%-regeling. Deze rege
ling houdt in, dat er voor elke ECU van 'Media 95' ook een ECU
moet komen van de betrokken ondernemingen, resp. hun nationa
le organisaties en/of overheden. Deze regeling wordt soepel toe
gepast, zodat bijv. prijsreducties, werkzaamheden van bondsbu
reaus en bepaalde delen van de normale ondernemingskosten
(bijv. uitbrengkosten van verhuurders) tot de verplichte 50%-bij-
drage worden gerekend. Bij een publiciteitscampagne die van één
centraal punt uitgaat, zal een dergelijke toerekening echter niet ge
makkelijk zijn. Een financiële bijdrage voor deze actie door i.c. de
Met ingang van vrijdag 3 januari 1992 zal het tarief per
hoofdfilmcolli verhoogd worden van 27,50 naar 30.00.
Tevens zullen de door verhuurders en exploitanten jaarlijks te
betalen abonnementsgelden met tien procent worden ver
hoogd.
Deze prijsverhogingen zijn noodzakelijk omdat in 1991 min
der colli zijn vervoerd en tevens rekening dient te worden ge
houden met het feit dat een aantal kosten, welke de Stichting
jaarlijks maakt, in 1992 zullen stijgen.
De Stichting heeft thans een eigen vermogen van ca.
80.000,--, dat zij wil verhogen tot 100.000,-- voor het op
vangen van onverwachte tegenvallers.
Zoals elk jaar zal de Stichting in augustus 1992 bezien of de
tarieven nader aangepast moeten of kunnen worden, zowel
naar boven als naar beneden.